Vanaf najaar 2022 is Reinoud Van Mechelen naast Amandine Beyer artiest in residentie van AMUZ. Hij blikt vooruit op de komende concerten, onthult enkele van zijn ideeën voor de toekomst. In december presenteert hij een programma rond de haute-contre Joseph Legros, het derde luik in een reeks van concerten waarin Franse tenoren centraal staan. Van Mechelens ensemble a nocte temporis, AMUZ en het Centre de musique baroque de Versailles slaan aldus opnieuw de handen in elkaar om u de rijkdom van de Franse muziek te presenteren.
Wie was Joseph Legros precies? Het eerste concert rond de ‘drie tenoren’ was gewijd aan Louis Gaulard Dumesny, het tweede aan Pierre de Jéliote. Waarin verschilt Legros van de andere zangers?
Pierre de Jéliote was volgens mij de meest uitzonderlijke van de drie, maar Legros is een uiterst intrigerend persoon op verschillende vlakken. Hij was niet alleen haute-contre, maar werd later in zijn carrière ook directeur van Le Concert Spirituel, de legendarische Parijse concertreeks, en heeft zelf ook gecomponeerd. Dat is bijzonder boeiend, want in die periode waren heel veel componisten zoekende. De barokmuziek was zich aan het ‘ontbarokken’. Enerzijds schreven componisten in een preklassieke taal, anderzijds horen we bij sommigen al een romantische insteek. Met het programma rond Legros bevinden we ons helemaal op dit kantelmoment. Het concertprogramma bevat enkele componisten die we ook al bij de Jéliote tegenkwamen, maar eveneens kunstenaars als Christoph Willibald Gluck, de Belg André Ernest Modeste Grétry of Niccolò Piccinni. Die drie waren bijvoorbeeld heel erg op zoek naar het vinden van de juiste kleur. Ze schreven prachtige, boeiende muziek, maar tegelijkertijd is het muziek waarbij we ons als uitvoerders soms onwennig voelen, net omdat ze niet typisch barok, noch typisch klassiek is. Ook wij moeten dus op zoek naar de juiste uitvoeringswijze. Soms komt die muziek vederlicht over, maar dat is ze net niet, ze is dramatisch. Ik denk daarbij aan de Parijse versie van Glucks Orphée et Eurydice. Die bevat bijzonder tragische passages, denk maar aan de beroemde aria J’ai perdu mon Eurydice. De barok is eigenlijk een soort van renaissance, waarbij librettisten interessante dingen doen met antieke verhalen. Wel, in de late 18de eeuw beleven we de renaissance van een renaissance. Componisten grijpen terug naar oude libretti van de 17de eeuw en schrijven er nieuwe muziek op. In het concert gewijd aan Dumesny heb ik een aria gezongen uit Thétis et Pélée van Pascal Collasse (1689). In het Legros-luik zing ik een aria van Jean-Benjamin de Laborde uit een opera met dezelfde titel (1765). Ik vind dat uitermate boeiend.
De Franse musicoloog Patrick Barbier beschrijft in zijn recent verschenen boek Marie-Antoinette et la musique de reacties van het publiek op die nieuwe opera’s. Die werden niet altijd geapprecieerd!
Dat is in Frankrijk steeds zo geweest. Jean-Baptiste Lully domineerde lange tijd de muziekscene, ook na zijn dood, maar ook hij heeft in het begin van zijn carrière andere componisten moeten wegduwen. Na Lully had je dan componisten die zijn stijl imiteerden, en toen kwam Rameau. Er ontstond discussie tussen de ‘Lullistes’ en de ‘Ramistes’. Vervolgens had je de querelle des bouffons, waarbij mensen kozen tussen een meer Franse of Italiaanse stijl. Er is dus steeds een strijd geweest tussen de voorstanders van oude en nieuwere stijlen. Het is ook boeiend om te zien hoe de Belg Grétry zich verhoudt tot zijn collega’s. Ik heb al verschillende zaken van hem mogen zingen en Grétry is een absolute topcomponist. Hij weet exact wat een componist moet neerschrijven en hij is volgens mij ook de uitvinder van de musical. Toen ik zijn opera Richard Coeur de Lion zong, was iedereen bij de eerste repetitie nogal sceptisch. Maar toen alles in de plooi viel, met de gesproken dialogen, de juiste opzwepende tempi in de muziek en de uitstekende regie, voelde je wat voor een schitterende opera het was. Bij de voorstelling beleefde iedereen een fijne avond, zowel de uitvoerders als het publiek.
Richard Coeur de Lion was destijds een succesopera die decennialang werd geprogrammeerd.
Ja, en ik begrijp nu waarom. Grétry schrijft bijzonder efficiënt. Hij beheerst het metier door en door. Hij is misschien geen avant-gardist zoals Beethoven dat in zijn tijd was, maar alles zit gewoon goed in elkaar. Hij geeft ook veel verantwoordelijkheid aan de uitvoerder. Het is trouwens heel fijn om eens andere muziek dan Bach of Rameau te zingen. In het voorjaar breng ik in AMUZ een programma dat voor velen een ontdekking zal zijn. In Oh, ma belle brunette zing ik 17de-eeuwse Franse barokmuziek en dat is puur genieten. Ik heb in het programma enkele anonieme, maar schitterende werken opgenomen. Het is fijn om een brede waaier aan stijlen aan te bieden, van de beroemde werken van Bach tot muziek van naamloze componisten. Ondertussen is Oh, ma belle brunette op cd verschenen en zelfs uitgeroepen tot een Editor’s Choice van het Britse tijdschrift Gramophone.
Welke plannen heb je nog? Zijn er nog tenoren die je inspireren?
Toen ik de subsidieaanvraag voor a nocte temporis schreef, had ik heel wat toekomstideeën. De kernpunten blijven wel de Franse barokmuziek en de muziek van Bach. Daarnaast wil ik de muziek van Mozart meer uitdiepen. Zo is er de tenor Anton Raaff, die de rol van Idomeneo in 1781 heeft gecreëerd; of de tenor Guglielmo d’Ettore, die voor het eerst de rol van Mitridate zong. Mozart was nog heel jong toen hij Mitridate, re di Ponto componeerde en we weten dat d’Ettore de partij wel vijf keer liet herschrijven.
Verder wil ik meer activiteiten voor jongeren organiseren. Ik vind dat niet alleen geweldig leuk, maar ik doe dat ook vanuit een bezorgdheid om het publiek van morgen te vergroten. Er is in de courante media weinig aandacht voor klassieke muziek en ik vind het belangrijk dat kinderen met klassieke muziek in contact komen. Je merkt ook een openheid bij kinderen. Ik wil samen met De Veerman nieuwe projecten uitwerken. Ik ben ervan overtuigd dat wij als muzikant aan een soort van emotionele educatie doen. We brengen meer dan zomaar entertainment. Een maatschappij met meer klassieke muziek is voor iedereen een goede zaak.
Je hebt voor de AMUZ-klanten een aantal concerten geselecteerd voor een abonnement: De keuze van Reinoud Van Mechelen. Kan je die keuze toelichten?
Ik pikte er concerten uit met muzikanten die ik goed ken en enorm waardeer, maar ook met muziek die ik graag hoor. Collegium Vocale ken ik allang, maar ik heb dat concert ook geselecteerd om de muziek van Lassus die op het programma staat. Tijdens mijn adolescentie heb ik veel renaissancemuziek beluisterd en zelf ook gezongen. Ik heb vroeger nog de Boetepsalmen van Lassus gezongen. De renaissance is een prachtige stijlperiode. Momenteel zing ik die muziek minder, omdat ik me wil concentreren op de muziek vanaf 1600. Maar renaissancemuziek is subliem, ze is een balsem voor de ziel. Ook bij Concerto Palatino ken ik verschillende muzikanten, onder wie Simen Van Mechelen – ja, we zijn familie. De muzikanten van Consone Quartet ken ik niet persoonlijk, maar ik hou van het 19de-eeuwse Franse repertoire dat ze zullen uitvoeren. Ik ben er heel erg benieuwd naar hoe zij die muziek interpreteren. Van Guillaume Lekeu, de Belgische componist die veel te jong is gestorven, heb ik al sublieme werken gehoord. En dan zijn er nog de passieconcerten, ik ben dol op de muziek voor de passietijd. Maar er is meer dan Bach. Het is fijn om de Leçons de ténèbres van Couperin dan ook in AMUZ te kunnen horen, gebracht door muzikanten die ik ook goed ken, Léa Desandre en Thomas Dunford.
Ontdek hier onze artiesten in residentie: violiste Amandine Beyer en tenor Reinoud Van Mechelen.