De Belgische hoboïste Vinciane Baudhuin geeft bij Belgische en internationale ensembles de toon aan: van Anima Eterna en Les Muffatti tot Bremer Barockorchester en Australian Romantic & Classical Orchestra. In 2010 richtte ze Quatuor Dialogues op. Met dat ensemble kan ze eigen projecten opzetten en focust ze voornamelijk op kamermuziek van de tweede helft van de 18de eeuw. Het is een periode die heel wat verrassend repertoire kent voor haar instrument. Zoals de bewerkingen die Franz-Joseph Rosinack maakte van Mozarts strijkkwartetten, op zondag 10 november te horen in AMUZ.
Baudhuin studeerde aan het Koninklijk Conservatorium Brussel bij Paul Dombrecht, een van de belangrijkste hoboïsten van de historische uitvoeringspraktijk. Aanvankelijk studeerde Baudhuin moderne hobo en barokhobo en gaandeweg ging ze zich ook op de klassieke hobo toeleggen. Ook in AMUZ zal ze op haar geliefde klassieke hobo spelen. “Ik zal op een prachtige kopie spelen die gemaakt werd door de Nederlandse bouwer Paul van der Linden”, licht Baudhuin toe. “Hij heeft zich gebaseerd op een Duits instrument dat afkomstig is uit het atelier van Grundmann & Floth, twee bouwers die op het einde van de 18de eeuw in Dresden actief waren. Het is een instrument met twee kleppen, zoals een barokhobo, maar de boring is smaller en de wanden en vingergaten zijn fijner. Het instrument van Grundmann & Floth is wellicht al geïnspireerd op Italiaanse instrumenten. Er waren namelijk Italiaanse virtuozen die zich in de 18de eeuw in Dresden gevestigd hadden, zoals Carlo Besozzi (1738-1791). De fijnere boring heeft wel degelijk een effect op de klank, waardoor de klassieke hobo een andere klankkleur heeft dan de barokke hobo. De klank is geconcentreerder, die tegelijk zachter en doordringender kan zijn. Het instrument is aangepast aan de nieuwe rol die de hobo heeft gekregen in de orkesten en de symfonieën van de tweede helft van de 18de eeuw. Enerzijds heeft de hobo een meer solistische rol in de symfonieën, anderzijds merken we ook meer virtuoze partijen op in kwartetten of in de concerti van Wolfgang Amadeus Mozart en Ludwig August Lebrun.
Het repertoire voor klassieke hobo wordt helaas minder uitgevoerd dan dat voor barokhobo. Gelukkig breng jij daar verandering in!
Het klopt helaas dat het klassieke repertoire minder op historische instrumenten wordt uitgevoerd. Ik denk dat daar verschillende verklaringen voor zijn. Eerst en vooral, wanneer je je in de conservatoria wil richten op de historische uitvoeringspraktijk, begint men vaak bij de barokmuziek. Het is de periode die de pioniers van de historische uitvoeringspraktijk hebben ontgonnen, met de uitvoeringen van de passies en cantates van Johann Sebastian Bach. Pas na de herontdekking van de barokmuziek zijn muzikanten zich gaan toeleggen op de historische uitvoeringspraktijk van het oeuvre uit het classicisme.
Daarnaast is de klassieke hobo door de bouw van het instrument heel delicaat om te bespelen. Komt daarbij nog dat het kamermuziekrepertoire voor klassieke hobo ook moeilijker is om uit te voeren in vergelijking met dat voor fluit of klarinet. Het repertoire voor klarinet richtte zich destijds voornamelijk op amateurs. De hobo was daarentegen meer een instrument voor professionals, wat te maken heeft met de problematiek van het dubbelriet. Je kan niet zomaar een hobo ter hand nemen zoals je dat wel met de fluit kan doen. Elke hoboïst zal beamen dat er heel wat prutswerk komt kijken bij het maken van de rietjes, waarbij je geduld op de proef wordt gesteld!
Tijdens jullie recital in AMUZ zal Quatuor Dialogues fascinerende bewerkingen spelen van Franz-Joseph Rosinack, die strijkkwartetten van Mozart bewerkte tot partituren voor één hobo en strijkkwartet. Hoe heb je die partituren ontdekt?
Ik ontdekte ze via de excellente catalogus van Bruce Haynes (1942-2011), een hoboïst die baanbrekend onderzoek heeft verricht naar het repertoire voor hobo. Er is ooit een papieren catalogus uitgebracht voor het repertoire tot 1800 en tegenwoordig kan je ook online de catalogus raadplegen. Ik ontdekte een arrangement van een strijkkwartet van Mozart dat zich in de bibliotheek van Karlsruhe bevond. Zo ontdekte ik gaandeweg dat die bibliotheek een grote collectie bevat van Rosinacks manuscripten die oorspronkelijk afkomstig waren uit het kasteel van Donaueschingen en in bezit waren van de adellijke familie von Fürstenberg. Ik werd geïntrigeerd door Rosinack. Hij heeft meer dan 30 jaar voor de familie gewerkt, als orkest- en kamermuzikant en later ook als kopiist en arrangeur.
In de tweede helft van de 18de eeuw werden veel opera’s en symfonieën voor kleiner ensemble gearrangeerd. Wat Rosinack doet, is eigenlijk net omgekeerd. Van Mozarts strijkkwartetten maakt hij een kwintet. Hoe ging hij daarbij te werk?
In Rosinacks arrangementen vinden we een veertigtal kwartetten en kwintetten voor hobo en strijkers. Bij de kwartetten bestaat de samenstelling uit één hobo, één viool, één altviool en één cello en bij de kwintetten zie je meestal twee altviolen. Dat moet de bezetting geweest zijn die zijn voorkeur wegdroeg. Aan het hof in Donaueschingen was een theaterzaal, waar opera’s op de scène stonden. Aanvankelijk was er een groot ensemble, maar vanwege omstandigheden werd in het orkest gesnoeid. De Napoleontische oorlogen hebben ook daar hun weerslag gehad en de familie moest meermaals vluchten. Ik veronderstel dat Rosinack zich dan heeft aangepast aan het kleinere ensemble en repertoire heeft gearrangeerd dat hij zelf graag hoorde, zoals Mozarts strijkkwartetten. Het is inderdaad fascinerend om van een strijkkwartet een hobokwintet te maken – met één hobo en vier strijkers – , maar Rosinack gaat heel intelligent te werk. Hij maakt niet zomaar een transcriptie van een vioolpartij naar de hobopartij, want de instrumenten hebben elk hun eigen tessituur of toonomvang. Hij maakt letterlijk een nieuwe instrumentatie, zoals een componist de instrumentatie van een symfonie uitwerkt. Op basis van Mozarts oorspronkelijke hoge partijen, de vioolpartij en twee altvioolpartijen, schrijft Rosinack een nieuwe hobopartij. Hierdoor creëert hij nieuwe dialogen in de muziek en verrijkt hij het sonore palet. Hoe meer ik Rosinacks kwintetten speel, hoe meer ze mij fascineren.
Frederic Delmotte