De drie tenoren kennen we al lang. Maar kent u de drie bassen? Joel Frederiksen, oprichter en artistiek leider van Phoenix Ensemble München, nodigde twee collega-bassen uit om repertoire voor één tot drie bassen te zingen. Frederiksen, Thomas E. Bauer en Harry van der Kamp zijn met hun machtige stemmen de ideale solisten in werken van de vroege Duitse barok.
Heinrich Schütz, Johann Caspar Kerll en Franz Tunder zijn de drie centrale componisten op het programma. Ze schreven bijzondere motetten waarin bassen kunnen schitteren; niet alleen als solist, maar ook in duo en trio. “Schütz schreef vaak voor meerdere bassen”, vertelt Frederiksen. “De bundel Kleine geistliche Konzerte schreef Schütz tijdens de Dertigjarige Oorlog. Hij had toen slechts kleine ensembles ter beschikking, zoals blijkt uit het motet Ich bin jung gewesen, voor twee bassen en basso continuo. In de Symphoniae sacrae zien we ook werken voor formaties van twee violen, basso continuo en stemmen.” Kerll voert in enkele van zijn motetten het aantal solisten verder op. “Hij schreef ook motetten voor drie bassen en twee violen. Helemaal uniek is Dominus regnavit voor vier bassen. De vierde solopartij zal tijdens ons concert door de viola da gamba worden gespeeld.”
Voor welke bassen Schütz en zijn collega’s componeerden, is helaas tot vandaag onbekend. Als bas heeft Frederiksen de carrières van voorgangers bestudeerd. “In Italiaanse bronnen vinden we namen terug van bassen die in Italië carrière maakten. Een van de eersten die wordt vermeld, is Giulio Cesare Brancaccio, een hoveling die midden 16de eeuw bij de familie d’Este in Ferrara werkte en die ook een getalenteerd zanger bleek te zijn. Melchior Palantrotti was een Napolitaanse bas die furore maakte in de eerste opera’s van Peri en Caccini omstreeks 1600. Giovanni Domenico Puliaschi moet een opzienbarende stem hebben gehad. Hij kon zowel tenorpartijen als de diepste tonen zingen. Hij bracht in 1618 een bundel uit, Musiche varie, met werken voor de solostem.” Het zou fascinerend zijn om namen terug te vinden van de Duitse bassen voor wie Schütz componeerde. Er zijn alvast geen werken aan specifieke zangers opgedragen. “Een van de eerste Duitse bassen die we bij naam kennen en die een internationale carrière had, is Gustavus Waltz (fl. 1732-1759)”, vult Frederiksen aan. “Hij werkte vanaf 1732 in Londen en vertolkte solorollen in opera’s van Händel. We weten dat hij optrad in de opera’s Arianna in Creta (1734) en Alcina (1735).
In barokmuziek fungeert de baspartij als harmonisch fundament voor het geheel. De basso continuo is de begeleiding voor de vocale of andere instrumentale partijen. Hoe kan een componist een solopartij voor een basstem differentiëren van de basso continuo? “De solopartij van een basstem komt inderdaad nauw overeen met de harmonische baspartij”, weet Frederiksen. “De solobas zal zelden onder de uitgeschreven instrumentale partij zakken. Maar in de zanglijnen krijgt hij toch veel vrijheid. Zo kan hij tot het tenorregister stijgen, en in sommige gevallen zelfs tot in het altregister. Het register wordt dus tot de extremen uitgebreid en daardoor kan een componist plots sprongen van wel twee octaven schrijven. Terwijl de instrumentale baspartij langzamer beweegt, krijgt de vocale bas meer vrijheid om de muzikale lijn te versieren en om de tekst te declameren. Snellere bewegingen in de continuopartij kunnen enerzijds in de solostem worden verdubbeld, anderzijds kan de solostem losbreken in een waterval van melismes en versieringen die passen bij de basstem. Een van de typische technieken voor de basstem is ‘cantar di gorga’ (het zingen van versieringen in de keel).”
De basstem wordt in de barok vaak geassocieerd met heroïsche gevoelens, zoals in Kerlls motet Estote fortes in bello. Het oorlogsthema ligt helemaal in de lijn van de clichés die we associëren met de bas. De basstem kan echter met een uitgebreide symboliek worden geassocieerd. Frederiksen onderstreept dat de flexibiliteit van de basstem heel verschillende emoties toelaat. “In Monteverdi’s opera’s zijn er diverse basrollen te horen, zoals Caronte (de veerman over de Styx), Plutone (god van de onderwereld), Neptunus, en de Romeinse filosoof Seneca. Giulio Caccini componeerde de meest aangrijpende klaagliederen voor bas. En de rol van Jezus is in oratoria van de vroege barok tot Bachs tijd weggelegd voor de bas. De bas symboliseert dus niet enkel de oorlog, maar kan eveneens aangrijpende emoties vertolken. Sommige basrollen zijn dan weer net heel komisch – de rol van Bacchus wordt vaak door een bas gezongen. Maar in ons concertprogramma met religieuze motetten ligt de focus wel op een diepgaande expressie.”
Frederic Delmotte