Home > Nieuws > AMUZ > Interview met Matthias Vancutsem

Interview met Matthias Vancutsem

 

Waar de vonk vuur vatte, weet Matthias Vancutsem (29) niet meer. Hij schreef zich op zijn zestiende gewoon in voor gitaarlessen aan de muziekacademie in Leuven en is er sindsdien bijna elke dag mee bezig geweest. “Het is de combinatie van de abstractie en iets concreets kunnen doen.” Een uitspraak die ook slaat op waarom hij zijn studie filosofie na één jaar stopzette en de stap naar het Lemmensinstituut in Leuven zette. “In de muziek vind je beide: het abstracte en het concrete. Dat jaar filosofie heb ik als té onpraktisch ervaren, je komt niet verder dan de dingen te ‘schouwen’.” Later in het gesprek blijkt nochtans dat Vancutsem graag schaakt, tegen de computer dan nog wel. Is het schaakspel niet bij uitstek hét spel voor wie de dingen graag overdenkt?

Voor zijn concert in AMUZ selecteerde Vancutsem, als hedendaags gitarist, uitsluitend 20ste-eeuwse werken: Hommage à Chopin (1966) van Alexandre Tansman, Tre preludi mediterranei (1955) van Mario Castelnuovo-Tedesco, en Over the rainbow (1977) van Toru Takemitsu. De werken van Tansman en Castelnuovo-Tedesco zijn hommages aan hun vaderland, waarvan ze beiden afscheid hebben moeten nemen. Hoewel er twintig jaar tussen hun beider afscheid zit, werden ze wel bewogen door dezelfde rimpel die door de geschiedenis trok, iets dat stil ontstond in het maatschappelijk collectief, maar uiteindelijk als een zweepslag neerkwam: antisemitisme, opkomend fascisme en de aanloop naar WO II.

Exit WO II, enter Hollywood

“Tansman verliet Polen in 1919 en verhuisde naar Frankrijk. Door zijn Joodse afkomst kreeg hij in eigen land allang niet meer de erkenning die hij verdiende. Toen Polen later, in de jaren 1930, een anti-Joodse wetgeving doorvoerde, zweerde Tansman zijn Poolse nationaliteit zelfs volledig af. Maar in zijn muziek hoor je, voel je de (nog steeds) innige band met zijn thuisland”, vertelt Vancutsem. “Die Poolse identiteit zit ingekapseld in de synthese van melancholie en uitbundigheid – twee kenmerken die je goed kan horen in Valse romantique, het derde deel van zijn Hommage à Chopin. In andere werken parafraseert hij dan weer vaak Poolse volksmelodieën. Veel muziek schreef hij trouwens in de Lydische modus, die voor hem het allerbest dat typische karakter van de Poolse volksmuziek opwekte.” Zelfs wanneer je Tansmans oeuvre louter overschouwt, kan je niet naast Polen: Hommage à Lech Walesa, Rhapsodie Polonaise, Hommage à Arthur Rubinstein, Mazurka, Kujawiak, Oberek.

Tijdens WO II zou Tansman in 1941 via Lissabon naar de Verenigde Staten reizen. Daar verbleef hij tot 1946 in ‘sunny’ Los Angeles, maar hij keerde uiteindelijk terug naar de antiekwinkel die Europa heet. Dat Tansman een hommage schreef aan Chopin, hoeft niet te verwonderen: “Ze legden een gelijkaardig traject af. Chopin leefde noodgedwongen als Poolse banneling in Parijs toen politieke ontwikkelingen tussen Polen en Rusland hem na een concertreis verhinderden om thuis te kunnen komen.”

En toen in de jaren 1920 en 1930 het antisemitisme in Europa toenam, liet ook de Italiaan Castelnuovo-Tedesco zijn Joodse afkomst opzettelijk meer en meer doorschemeren in zijn werk. Uiteindelijk zal Castelnuovo-Tedesco ook ‘zijn’ Italië verlaten. Een familiekroniek die zich herhaalde trouwens, want zijn roots liggen blijkbaar in Spanje, het thuisland dat zijn voorouders noodgedwongen moesten achterlaten in 1492. “Kort nadat zijn muziek in de jaren 1930 van de radio werd geweerd en er een straf stond op het uitvoeren van zijn werken, verliet Castelnuovo-Tedesco Italië. Net zoals heel veel andere kunstenaars kwam hij in Hollywood terecht, waar hij filmmuziek is beginnen te schrijven”, vertelt Vancutsem. Spits bij het horen van Tre preludi mediterranei uw oren, in het bijzonder voor Nenia, het middendeel en tevens meest aangrijpende deel van de drie. Vancutsem licht toe: “Het is een klaagzang, geschreven naar aanleiding van het overlijden van Mario Castelnuovo-Tedesco’s vriend Renato Bellenghi. Nenia wordt geflankeerd door Serenatella, een lichte, naïeve serenade, en Danza, waarin liefde en dood als thema’s rusteloos een synthese weten te vinden.”

Het derde stuk dat Vancutsem speelt, is Over the rainbow, een arrangement van Tore Takemitsu op het bekende stuk dat Harold Arlen in 1938 schreef voor The Wizard of Oz, de musical waarin een piepjonge Judy Garland niets liever wil dan ontsnappen aan de realiteit – alsof ze voorvoelde wat de wereld nog te wachten stond. Het lied werd tijdens WO II voor de Amerikaanse soldaten in Europa hét symbool voor hun verlangen naar huis, naar thuis zijn. Vancutsem zelf vindt dit stuk een mooie combinatie van melancholie en hoop. Zouden Tansman en Castelnuovo-Tedesco het afscheid ook zo hebben aangevoeld, met een zwaarmoedig gemoed, enigszins ondersteund door een verwachtingsvol weten?

Pelgrim

Vancutsem mag op de wereldkaart eveneens een speldje prikken in de Verenigde Staten. Ergens op de Camino de Santiago werd het voor hem duidelijk dat hij naar Wisconsin moest. “In 2014 nam ik deel aan een zomercursus in het noorden van Spanje, in Carrion de los Condes, het ging om een project op de Camino de Santiago. Elke zomer organiseren ze daar een workshop, als onderdeel van die workshop werd er ook elke avond een concert gespeeld. Een week lang krijg je dan overdag les en speel je ‘s avonds voor de pelgrims. Elke avond heb je opnieuw een volle zaal met nieuwe gezichten, want er komen elke dag nieuwe pelgrims toe.” Die concerten op de Camino noemt Vancutsem de meest beklijvende die hij al meemaakte. “De uitputting van dat publiek … ‘s Avonds zijn die mensen op, leeg na zoveel dagen, weken stappen. Maar het ervaren van die fysieke stilte maakt hen ontvankelijker voor het pure van de muziek.”

Santiago de Compostela mag dan het concrete einddoel van de Camino zijn, de grootste overwinning is toch het (kunnen) thuiskomen bij jezelf ergens onderweg. Vancutsem is het bewijs dat de Camino voor iedereen wel iets in petto heeft, pelgrim of muzikant. “Het is daar dat ik René Izquierdo, als docent, heb leren kennen. Omdat hij mij in die korte periode enorm vooruit geholpen heeft, ben ik hem gevolgd naar de States waar hij lesgeeft aan de universiteit van Wisconsin-Milwaukee. Ik wou hem voor een langere periode als mijn mentor.” Een periode waarop hij tevreden terugkijkt: “Als gitarist heb ik in de States vooral op technisch vlak veel stappen gezet, ik heb er geleerd om bewuster met mijn lichaam om te gaan. Volgens mij maakt dat me vandaag ook een betere leerkracht (Vancutsem geeft les aan de Hoofdstedelijke Kunstacademie, n.v.d.r.). Ik kan sneller en tegelijkertijd ook specifieker identificeren wat een leerling nodig heeft, of wat hem, haar of hen tegenhoudt. Sowieso doet een langere periode in het buitenland je als mens groeien. Ik moest naar de VS om te appreciëren wat België te bieden heeft.” Hoewel de situatie zich niet laat vergelijken, vraag ik me af hoe Tansman en Castelnuovo-Tedesco hierover zouden denken.

Schaakmat

Het afgelopen jaar hield Vancutsem zich vooral bezig met het instuderen van nieuw repertoire. Hij gaf verschillende componisten de opdracht om nieuwe muziek voor gitaar te schrijven. “Er schrijven niet veel mensen nieuwe muziek voor klassieke gitaar, omdat het zo’n lastig instrument is om voor te creëren: je mag dan wel zes snaren hebben, niet alle notencombinaties zijn fysiek haalbaar. Zo’n opdracht is bijgevolg altijd een over en weer gepingpong van veelal technische vragen. Maar ik stel de vraag voor nieuw werk aan al mijn vrienden die componeren. Zo blijf ik geïnspireerd. Het is in dat heen en weer gaan dat je steeds betekenis blijft vinden in wat je doet.” Hij voegt er nog aan toe: “Of het nu gaat om klassieke muziek of oude muziek.” Zou het eigenlijk iets voor hem zijn, muziek uit de 17de of 18de eeuw spelen op een aangepast instrument? “Ik vind het sowieso wel interessant en ik steek er ook altijd iets van op. Want de muziek komt toch echt helemaal anders tot leven. Maar het is iets dat je niet maar half en half kan doen. Je focus moet dan echt enkel daarop liggen. Om het goed te doen, moet het bijna een obsessie zijn.”

Het ‘gepingpong’ en ‘heen en weer gaan’ zoals Vancutsem het hierboven noemt, doen me denken aan het schaakspel waar zo min mogelijk aan het toeval wordt overgelaten, waar alles wordt bestudeerd, ontrafeld vanuit verschillende standpunten, met acties en reacties. Een vergelijking die misschien ook opgaat voor ons gesprek, want informatie werd niet makkelijk verkregen. Of de vragen nu ernstig of luchtig waren, ze deden ’t hem niet, en waar de meeste mensen geneigd zijn strategisch geplaatste stiltes snel in te vullen, kreeg ik die tactiek gewoon teruggespeeld. Als Vancutsem graag schaakt, dan toch niet met woorden. Niet omdat hij zich niet wil prijsgeven, maar omdat woorden dieper gelegen waarheden soms banaler doen klinken dan ze werkelijk zijn. Zo mag een yogi de mantra die hij van zijn meester kreeg nooit uitspreken of opschrijven, anders verliezen de woorden hun kracht en de geest zijn focus. En als stilte mee de muziek vormgeeft, kent een zwijgzame mond dan ook niet de grootste verhalen?

Naar het concert

Julie Hendrickx