Home > Nieuws > AMUZ > Interview met Adriaan Lauwers

Interview met Adriaan Lauwers

Het nirwana van de gitaar

 

“Adriaan Lauwers + barokgitaar + luit” – ondanks dat het zoekalgoritme van Google op de hoogte is van een kleine voorkeur voor oude muziek, kreeg ik ter voorbereiding van dit gesprek amper bruikbare informatie aangereikt van ‘s werelds grootste zoekmachine. Google schotelde me pagina na pagina haast uitsluitend uittreksels uit bevolkingsregisters voor alsof ik genealogische ambities koester: Adriaan Lauwersen uit de 17de en 18de eeuw, afkomstig uit Utrecht of Leeuwerik. (Er trad blijkbaar zelfs een Adriaan uit Schoondijke in dienst van de Oost-Indische Compagnie op 27 oktober 1741, FYI). Even speel ik met de gedachte te speurneuzen naar een bloedlijn van luitisten. Maar hoe nobel de zoektocht naar stamvaders en -moeders ook is, ik besluit de romantiek van microfilm aan me te laten voorbijgaan.

Hoe onbeduidend ze op het eerste gezicht leken, die naamgenoten zijn niet geheel onbelangrijk voor de 29-jarige Adriaan Lauwers die momenteel aan het conservatorium van Lyon zijn laatste jaar afrondt. “Ik heb altijd al een voorkeur gehad voor geschiedenis. Toen we klein waren, las mama ons ‘s middags voor uit boeken zoals Karel en de Elegast of ‘t Ros Beiaard. De middeleeuwen, renaissance en barok spreken nog altijd tot mijn verbeelding.” Lauwers slaagde toen hij veertien was voor het ingangsexamen aan de kunsthumaniora van het Lemmensinstutuut in Leuven, waar hij klassieke gitaar studeerde bij Aram Van Ballaert en onder diens vleugels een sterke interesse ontwikkelde voor de meest uiteenlopende muziekgenres en de muziekgeschiedenis. Adriaan: “Als je klassieke gitaar studeert, dan moet je als examen verschillende stukken uit verschillende periodes spelen. Aram, die me aan het Lemmensinstituut begeleidde, raadde me aan om zeker de bibliotheek van het conservatorium in Antwerpen te raadplegen.” Daar vond Lauwers een stuk van Emanuel Adriaenssen, een Antwerps luitist uit de 16de eeuw. Samen met zijn broer richtte die Emanuel Adriaenssen zelfs een van de eerste luitscholen op. “Ik vond het enorm fijn om op mijn examen een stuk te kunnen voorstellen van een componist in wiens naam een deel van mijn naam verweven was. Tijdens mijn voorbereidingen zag ik dat de partituur een transcriptie was, waardoor ik me begon af te vragen waarin die verschilde van de originele compositie. Emanuel Adriaenssen boeide me zodanig dat ik ben blijven zoeken. Zo heeft de oudemuziekwereld zich stilaan aan mij geopenbaard.”

Gefascineerd door de gitaar in al haar verschijningsvormen, zette Lauwers zijn studie voort aan de conservatoria van Bergen en Luik, waar hij zijn bachelor- en masterdiploma behaalde. Twee jaar eerder volgde hij luitles bij luitist Floris De Rycker en begon het te dagen dat hij wederom een interessant instrument in handen heeft. “Floris en ook Sofie Van den Eynde vroegen me waarom ik niet in Lyon zou gaan studeren bij Rolf Lislevand. Hoe meer ik daarover nadacht, hoe meer ik die opleiding vond aansluiten bij mijn persoon. Dus ik heb me aangemeld voor het ingangsexamen en ondertussen zit ik in mijn laatste jaar.”

Anachronisme

Het is ook in samenwerking met Lislevand dat Lauwers het programma voor zijn AMUZ-concert samenstelde. Luitliefhebbers zijn alvast gewaarschuwd, want een luit komt er gewoonweg niet aan te pas … “De muziek die ik speel, behoort niet meer tot de hoogdagen van de luit. In de 17de eeuw waren vooral de chitarrone (een soort teorbe, n.v.d.r.) en de barokgitaar in trek. Wat die chitarrone betreft, blijf ik het komisch vinden dat iedereen toen (in de 17de eeuw) wist dat het instrument een anachronisme was, een foutje dat stilzwijgend werd gedoogd in een poging om de cultuur van de klassieke oudheid in al haar aspecten en grandeur te doen herleven.” Het hellenisme liet veel zichtbare sporen na in de architectuur of literatuur, maar voorbeelden van Griekse muziek had niemand. “Op Griekse vazen zagen 17de-eeuwse muzikanten wel de kithara afgebeeld. Omdat ze een luit daar wel op vonden lijken, plaatsten ze extra bassnaren op de luit, zodat het instrument in een lager register kon spelen om een mannenstem te begeleiden. Zo ontstond de chitarrone.” De chitarrone, letterlijk vertaald ‘een grote khitara’, paste op die manier perfect bij de recitatieve zangstijl die toen opgang maakte. Ook de barokgitaar weerklinkt. “Die is op haar beurt een afstammeling van de vihuela,” gaat Lauwers vertellend verder, “met zes snaren lijkt dat instrument al meer op de gitaar. De vihuela vindt zijn oorsprong op het Iberische schiereiland waar men na het verjagen van de Moren uitdrukkelijk afstand wou nemen van de Moorse cultuur. Omdat de luit te veel deed denken aan de Moorse ud, ontstond daar dus de vihuela.”

Hersengymnastiek

Het mag duidelijk zijn dat hier een man spreekt met een passie voor gitaren. Toch is het maar omdat zijn beste vriend al gitaar speelde, dat hij voor het instrument koos. De klik met het instrument kwam pas later. “Gek, he. Ik kan me nu zelfs niet meer voorstellen zonder gitaar. Zelfs tijdens dit gesprek heb ik de neiging om heel de tijd achterom te kijken, alsof mijn gitaar daar ligt.”

Muziekliefhebbers wereldwijd hebben veel te danken aan de betreurde Kurt Cobain (leadzanger van de grungeband Nirvana die op 27-jarige leeftijd uit het leven stapte), dat geldt ook voor Lauwers. Het is dankzij Cobain dat hij besloot zijn muziekstudies au sérieux te nemen in de hoop ooit op Rock Werchter te staan. Misschien wil Herman Schuurmans zijn festival wel uitbreiden met een vijfde podium (de ‘HIP-stage’?) Of er een frontman in hem schuilt? ‘Doe maar voorzichtig’ is alleszins niet aan hem besteed: “Zonder met de vinger te willen wijzen, maar binnen de opleiding klassieke gitaar is het net alsof elke partituur met heilige inkt werd geschreven. Daar raak je dus niet aan! Binnen de oude muziek doe je natuurlijk ook niet zomaar wat, maar eens je zicht hebt op die partituur én kennis hebt van de literatuur en de historische context, mag je wel de vraag stellen wat er daadwerkelijk bruikbaar is. Dat je het bestaansrecht moet kunnen verantwoorden, verlies je daarbij vanzelfsprekend niet uit het oog.” En zoals het een frontman betaamt, neemt hij in zijn zangpartijen of tussen twee stukken door wel eens wat improvisatorische vrijheid – maar wel steeds op historisch geïnspireerde wijze. Ook in de concertopname begeleidt hij zichzelf al zingend. Hoewel hij geen professioneel zanger is, benadrukt hij hier wel het belang van de teorbe als begeleidingsinstrument. “De boeken (facsimile’s van manuscripten, traktaten en wetenschappelijke literatuur, n.v.d.r.) liggen altijd binnen handbereik, bij alles wat ik doe”, verduidelijkt hij. “Maar het is alleen maar door de praktijk, door iets te doen, dat je het tot leven kan wekken. Ik stel me steeds de vraag hoe je die 17de-eeuwse tijdsgeest kan oproepen en tegelijkertijd kan hertalen naar een hedendaagse context.” Die evenwichtsoefening is wat Lauwers boeit, hij vergelijkt het met een weegschaal die je in balans moet houden. “Musiceren – het improviseren, componeren, de harmonie, zang, akkoorden … – het draait om een evenwicht vinden tussen je linker- en rechterhersenhelft, zodat je het analytische met het creatieve kan matchen. Het repertoire dat ik speel, is eigenlijk ideaal om wat ‘artistieker’ te bekijken. Zo speel ik voornamelijk solorepertoire, maar omdat een deel van dat repertoire is gebaseerd op een zich steeds herhalende baslijn, kan je daar al eens een tweede instrument bij halen.” Dat doet hij dan ook met zijn eigen ensemble Delta. Delta bestaat uit drie muzikanten die, zoals ze zelf zeggen, elk uit een eigen windrichting komen aanwaaien. Landen doen ze in een laat-17de-eeuwse tuin in Noord-Italië, ergens tussen de laatrenaissance en de opkomende barok.

Muziek voor de ziel

Meer dan een frontman is Lauwers misschien wel een hedendaagse belichaming van de historische muzikanten die hij bestudeert en bewondert. Zij zijn allrounders: componist én instrumentalist, zanger en improvisator. En in lijn van de 17de-eeuwse artiesten die niet langer louter schoonheid wilden vinden in de kunsten, maar daar vooral de ervaringen en emoties van een mensenleven in wilden weerspiegeld zien, stippelt Lauwers zijn muzikale missie uit. Want zoals hij vroeger geboeid luisterde naar de verhalen die zijn mama voorlas, zo zou hij zelf het liefst muziekliefhebbers begeesteren: “Met verhalen waarmee ik mezelf verbonden voel. Ik hoop dat ik me steeds vragen kan blijven stellen, dat ik me steeds kan terugvinden en heruitvinden in de verhalen die ik op een podium mag brengen.” Warme herinneringen zijn onderweg soms de beste leidraad.

En voor wie het zich afvraagt: Google is tegenwoordig meer bij de pinken. Al op pagina één krijg ik info aangereikt over Adriaan Lauwers, een jonge kenner van historische snaarinstrumenten die zaterdag zijn (digitale) debuut maakt in AMUZ. Pech voor zijn vele naamgenoten, die verglijden eens te meer tussen de plooien van de (zoek)geschiedenis. Ook zoekmachines weten dat wie de jeugd heeft, ook de toekomst heeft. RIP Kurt Cobain, want de eeuwige jeugd is ook niet benijdenswaardig.

Julie Hendrickx

 

Naar het concert