Home > Nieuws > AMUZ > Interview met Beniamino Paganini & Nele Vertommen

Interview met Beniamino Paganini & Nele Vertommen

“2020 plaatste alles in een andere volgorde”

 

Bij een nieuw jaar hoort een nieuwe concertreeks! Een reeks waarin jong talent in de spotlight staat. Dankzij de gulle giften van vele muziekliefhebbers aan het Steunfonds jonge Belgische artiesten van AMUZ brengen we de komende weken enkele veelbelovende musici tot bij u. Toeval wil dat het ook de (aller-)jongsten zijn die de spits afbijten: traversospeler en klavecinist Beniamino Paganini (26 jaar) en barokhoboïste en blokfluitiste Nele Vertommen (21 jaar). Samen spelen ze in het ensemble Musica Gloria en onthullen ze voor u vanuit AMUZ het je-ne-sais-quoi-gevoel in de Duitse barokmuziek.

Hoe is de concertopname voor jullie verlopen?
N: We konden focussen op de muziek en ons spel, omdat alles zo goed was voorbereid door de hele ploeg van AMUZ. We moesten zelf geen spots meer goed zetten of omgevingslawaai zien op te lossen. Dat was een luxe. Als we zelf een concert of opname organiseren, zijn we daar vaak noodgedwongen wel mee bezig.

Waarom hebben jullie dit programma gekozen?
B: We waren eigenlijk gestart met te grasduinen in ons Engelse repertoire, maar omdat we recentelijk op de muziek van Weiss zijn gestuit, wilden we natuurlijk een van zijn hobosonaten brengen. Voor de variatie vonden we het ook noodzakelijk om enkele solostukken te spelen, en zo zijn we bijna als vanzelf bij een Duits programma uitgekomen, de topstukken voor traverso zijn namelijk van Telemann en Bach. Onze werktitel was Duitse barok? en dat vraagteken is essentieel. Alle composities zijn dan wel van de hand van Duitse componisten – Telemann, Händel en Weiss – maar zijn eigenlijk geïnspireerd op andere stijlen, zoals de Franse dansen bij Weiss en Händel. Händel vertoefde trouwens het grootste deel van zijn leven buiten Duitstalig Europa.
N: Ook de ouverture van Telemann is Frans geïnspireerd. We zijn trouwens echt op zoek moeten gaan naar een ouverture voor een kleine bezetting. Die Telemann heeft ons beiden aangenaam verrast.

Vanwaar de passie voor oude muziek?
B: Mijn ouders luisterden vaak naar oude muziek en namen me geregeld mee naar concerten, bv. naar het MA-festival. Toen ik als negenjarige voor mijn instrumentkeuze stond in de muziekschool, maakte het me niet zo heel veel uit, zolang het maar een barokinstrument zou zijn. (lacht) Maar het is door Georges Barthel te horen spelen dat de traversomicrobe me te pakken kreeg (Barthel nam in 2002 deel aan het concours in Brugge, n.v.d.r.) en dat ik uiteindelijk voor dat instrument heb gekozen. Na een half jaar traverso en na een klasconcert waarbij ik op klavecimbel werd begeleid, is dat er als tweede instrument bij gekomen. Het moet rond dezelfde tijd zijn geweest dat ik een uitvoering zag van de Brandenburgse concerten en ik onder de indruk was van de klavecimbelsolo in het vijfde concerto. Toen wist ik: dát wil ik later spelen op mijn laureatenconcert op het einde van mijn muziekschoolcarrière.
N: Oude melodieën en instrumenten hebben me altijd al gegrepen. Maar toen ik vijf was, liet mijn mama me de Mattheuspassie horen, dat moment was immens! Bij het beluisteren van een van de aria’s met hobo moet ik toen hebben gezegd: “Dat wil ik later ook zo goed kunnen.” Het bleek om een uitvoering te gaan van het Amsterdam Baroque Orchestra van Ton Koopman, dus de lat lag hoog. (lacht) Ik ben wel gestart met moderne hobo, want dat er ook barokhobo’s bestonden, ontdekte ik pas wanneer hoboïst Paul Dombrecht met al zijn instrumenten naar de muziekschool kwam. Nu ben ik 21 en de barokhobo is nog steeds de rode draad in mijn leven. De droom is dus helemaal uitgekomen!

Kan je je nog herinneren wat je als vijfjarige zo aangreep in die muziek?
N: Dat is volgens mij het wonderlijke aan de muziek van Bach: je ervaart nooit slechts één emotie, maar drie of vier tegelijkertijd, zoals in het leven ook vaak gebeurt. Het is die oprechtheid die me blijft aanspreken. Ondertussen is de Mattheuspassie mijn lijfstuk geworden. Nadat ik de cd voor het eerst hoorde, heeft die zeker vijf jaar lang elke avond op gestaan, want voordat ik ging slapen, wilde ik het liefst de volledige Mattheuspassie hebben beluisterd.

Jullie waren beiden nog heel jong toen je werd toegelaten tot het conservatorium van Brussel. Hoe hebben jullie dat op die leeftijd ervaren?
N: Die oudemuziekafdeling was, zeker in het begin, de hemel op aarde voor mij. Ik ben gestart tijdens mijn vierde jaar aan de kunsthumaniora. Ook aan de vrijheid en zelfstandigheid die bij het studeren en het kotleven hoorden, was ik wel toe. Dat ik de jongste was, was van geen belang, iedereen die daar les volgde, werd gedreven door dezelfde passie.
B: Ik denk dat het voor ons beiden de opleiding was waar we al een tijd nood aan hadden. In de muziekschool waren de mogelijkheden voor samenspel eerder beperkt, terwijl ik niets liever wilde dan met andere barokinstrumenten samen te spelen. In Antwerpen organiseerde MA’GO (de muziekacademie van het gemeenschapsonderwijs, n.v.d.r.) wel eens een samenspelweekend voor historische instrumenten, en hoewel ik daar goede herinneringen aan heb, herinner ik me ook de teleurstelling omdat ik daar nauwelijks leeftijdsgenoten trof. In het conservatorium was het leeftijdsverschil toch veel kleiner.

Beniamino, je cv leest als een afvinklijstje: master in de Muziek, traverso (2016), master in de Muziek, klavecimbel (2017), bachelor Musicologie (2018), Maestro al Cembalo (2019) en Specifieke lerarenopleiding (2020).
B: Het was aanvankelijk de bedoeling om in 2010 enkel met traverso te starten aan het conservatorium. Maar toen ik die zomer een stage liep bij docent klavecimbel Frédérick Haas, spoorde hij mij aan om ineens ook voor dat tweede instrument te gaan. En het combineren van beide instrumenten is een enorme verrijking geweest: enerzijds om als traversospeler ook met de basso continuo bezig te zijn en anderzijds om als klavecinist, al dan niet voor bij het begeleiden, ook een melodie-instrument te bespelen. De opleiding Maestro al Cembalo (een opleiding om muziekensembles te begeleiden van aan het klavecimbel, n.v.d.r.) kwam ook niet uit de lucht vallen. Ik speelde nog maar een half jaar traverso toen ik met een vriendje al een eerste klein kerstconcert voor onze families organiseerde. Het jaar daarop hebben we dat herhaald, maar dan stonden we al met een stuk of tien op het podium. En zo is de bal aan het rollen gegaan. Het was ook omdat er zo weinig mogelijkheden waren voor samenspel, dat ik op mijn twaalfde mijn ensemble Musica Gloria heb opgericht.

De COVID-crisis die in maart vorig jaar in Europa begon, heeft ons leven danig op zijn kop gezet. Hoe hebben jullie 2020 ervaren?
B: Voor het najaar van 2020 had ik een fantastisch gevulde agenda: enkele tournees en cd-opnamen als eerste fluit met La Petite Bande, een opname en concerten met Nicolas Achten en Scherzi Musicali … Maar op één concert na werden alle plannen geannuleerd. En alles wat werd uitgesteld, wordt momenteel omringd door vraagtekens, dus ik voel me wel teleurgesteld. Maar – en dat moet zeker worden gezegd – tegelijkertijd hebben we door de situatie ook kansen gekregen (of genomen) die anders niet aan de orde waren geweest. Hier in AMUZ bijvoorbeeld! Met Musica Gloria hebben we deze zomer ook zelf een tiental concerten georganiseerd, dat ging nu makkelijker, omdat er geen andere plannen waren. We hadden gehoopt ons zomerverhaal te kunnen hernemen in een kerstversie met een kinderkoor, maar ja … Ik mis het spelen voor publiek en de interactie die daarbij hoort. Het speelt toch anders, zo met een zestal camera’s op je gericht. (lacht)
N: Voor de lockdown in maart 2020 was ik mijn masteropleiding aan het afronden, gaf ik les en speelde ik elk weekend wel ergens een concert. Al die balletjes tegelijkertijd in de lucht houden, was net iets te veel van het goede. Dus die plotse stilte was voor mij goud waard. In mijn oorspronkelijke planning stond vast dat ik op elk mogelijk moment, tijdens een repetitie of verplaatsing, aan mijn masterscriptie zou schrijven. Als ik een aria of een stuk niet moest meespelen, zou ik schrijven … Nu heb ik die masterproef de tijd en aandacht kunnen geven die ze verdiende. Maar door de lockdown heb ik wel het passieseizoen gemist, en daar kijk ik elk jaar zo naar uit. Toch is het zoals Beniamino net zei: we hebben ondertussen dankzij die extra kansen wel in andere settings kunnen spelen dan we tot hiertoe gewend waren. Dat zijn mooie ervaringen die ons ook vooruit helpen.
B: In 2020 zouden we als individuele muzikanten met andere ensembles meespelen. Maar door COVID zijn we met Musica Gloria als ensemble meer kunnen groeien.
N: Ik hoop dat we in april de eerste cd met Musica Gloria kunnen opnemen. We zijn nu volop bezig met de organisatie. Als je vooral met andere orkesten en ensembles werkt, is dat iets waar je niet snel toe komt. 2020 heeft de dingen in een andere volgorde geplaatst.
B: Maar we willen nog altijd graag met andere ensembles spelen. (lacht)
N: Zeker!

Julie Hendrickx

 

Naar het concert