In het kader van Antwerpen Barok 2018. Rubens inspireert realiseerde Jan Fabre drie nieuwe kunstwerken die werden geïntegreerd in de voormalige Sint-Augustinuskerk, nu AMUZ. Bij de creatie van nieuw werk gaat Jan Fabre regelmatig de dialoog aan met de beeldtaal van de Vlaamse meesters uit de noordelijke renaissance en barok. Jan Fabre is net als zijn barokke voorgangers actief is binnen verschillende artistieke disciplines. Zijn vormentaal verwijst naar het exuberante en extatische, thema’s die kenmerkend zijn voor de barok.
Het mystieke contract siert het hoofdaltaar, Het monastieke optreden en De extatische opname respectievelijk het linker- en rechterzijaltaar. De drie scarabeeënmozaïeken zijn een vertaling van Fabres beleving van de drie originele altaarstukken van Rubens, Van Dijck en Jordaens. Fabre verkent in zijn interpretatie niet alleen de barokke augustijnericonografie, maar vertrekt ook vanuit het huis dat AMUZ is: een ontmoetingsplaats met cultuurbeleving als bindend element, het concerthuis waar je muziek kan proeven en savoureren. De betoverende kleurschakering en lichtreflectie van de juweelkever geeft een barokke parel zoals de Sint-Augustinuskerk een unieke intensiteit. Elk apart schildje, dat trouwens een restproduct is zoals de mosselschelp, heeft een groen-blauwe glans, absorbeert het licht en laat dat tegelijk reflecteren met een iriserend effect, zoals parelmoer. Groen wordt blauw wordt goud. Elk kleurschakering lijkt over te gaan in een andere, een regenboogachtig vlies verbindt het wereldse met het hemelse.
De nieuwe kunstwerken vervangen de altaarstukken die Peter Paul Rubens, Antoon Van Dyck en Jacob Jordaens in 1628 schilderden voor de Sint-Augustinuskerk. De originele schilderijen maken vandaag deel uit van de collectie van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA). De 20ste-eeuwse kopieën die lang in de Sint-Augustinuskerk hingen, zijn van de hand van Leon Van Ryssegem en kregen een nieuwe bestemming.
In 1628 kreeg Rubens de opdracht om het middenpaneel van de altaarstukken te ontwerpen. Het zou zijn allergrootste schilderij worden. Hij wijdde zijn ontwerp aan het mystieke huwelijk van de Heilige Catharina, omringd door veertien heiligen, onder wie Sint-Augustinus, patroonheilige van de toenmalige Sint-Augustinuskloosterkerk. De kerkvader wordt afgebeeld met een vlammend hart dat symbool staat voor zijn eeuwig brandende liefde voor God. Van bij het begin van zijn kunstenaarsbestaan is het ook Fabres missie om de mens te begeesteren met het ‘heilige vuur’.
De kunstenaar biedt ons met dit altaarstuk bovendien een intieme inkijk in een (vluchtig) proces dat in principe nooit zichtbaar is. Want geen enkel motief staat los van de eigen geschiedenis van de kunstenaar, van zijn eigen onder- of bovenbewustzijn, noch van het collectieve geheugen dat hij onvermijdelijk met zich meedraagt. Zo is het lam in Fabres werk een veelvoorkomend motief: een dier dat weet dat het zal sterven. Maar als offerlam aanvaardt het sereen zijn lot. Meer zelfs, het viert zijn nakende lot nu het nog kan. Op Rubens’ altaarstuk, Het mystieke huwelijk van de Heilige Catharina is te zien hoe Sint-Joris de draak verplettert. In Sint-Joris herkennen we ook het zelfportret van Rubens. Is het lam een zelfportret van Fabre, de kunstenaar die zich laat leiden door een hoger doel waarvoor hij bereid is zijn leven te geven? Niet voor niets is het lam letterlijk het dragende element van de compositie. Het centrale punt is dan weer de diamant die refereert aan Antwerpen, moederstad van de kunstenaar. Het lam is dus als een kind verbonden met de diamanten moeder(stad).
Bovenop de diamant ‘woekert’ het derde element, een vertakte levensader waaruit een explosie van vuur de lucht in schiet. Fabres vuurmetafoor staat voor de catharsis van het artistieke project dat tegelijk creëert en vernietigt, inspireert en verteert. Enkel zo kan het heilige vuur worden doorgegeven. De vuurzee wordt begeleid door een gevleugelde ring. Met deze ring zweert Fabre de trouw aan zijn kunstenaarschap en zijn missie. Ook Rubens begeleidt de blik van de toeschouwer naar de ring van het verbond op zijn paneel van Het mystieke huwelijk.
In de groene ruimte van deze kevermozaïek behoudt Jan Fabre enkel de kern van Van Dijcks Extase van de Heilige Augustinus: de motieven van de Heilige Drievuldigheid (de driehoek met de belettering Jahwe, de mensenzoon Christus en de geest geworden duif) en de attributen van de Heilige Augustinus (staf, mijter en boek). De kerkvader zelf komt niet in beeld. In Het monastieke optreden neemt de toeschouwer immers de plaats in van Augustinus en toont de Christusfiguur zich als een openbaring. Is die hedendaagse Christus een muzikant-zanger-performer? Of is het de kunstenaar zelf, Jan Fabre als ziener en sjamaan? Met zijn microfoon in de hand lijkt het wel of de Christusfiguur de wereld zegent. Over Augustinus is ook bekend dat hij De Musica schreef, een traktaat over muziek. Het monastieke optreden is dus vooral een hommage aan de spirituele dimensie van de muziek. Het brengt ons de rijke, spirituele, muzikale traditie in herinnering die in het West-Europese christendom binnen kloostermuren eeuwenlang liefdevol werd beleden en gekoesterd.
Het originele altaarstuk van Jacob Jordaens verbeeldde de marteldood van de Heilige Apollonia. Volgens de legende, die zich omstreeks 250 in Egypte afspeelt, wierp Apollonia zich in het vuur om aan de kwellingen van haar beulen te ontkomen. Eerder werden haar de tanden uit de mond geslagen, haar kaak verbrijzeld en haar tong uitgetrokken. Ook Jan Fabre plaatst de martelares centraal in beeld “als een ruiter op een tand omkranst door palmtakken die verwijzen naar haar heroïsche martelaarschap” en toont ons haar intense, maar vooral vrijwillige overgave. Met haar strakke korset, nauwe nylons, pumps en lange, loshangende haren zet Fabre Apollonia neer als een wulpse dame. De tang vastgehouden als een microfoon en de decibelmeter zijn een verwijzing naar AMUZ als muziekcentrum. Aan het aantal decibels kan je zien dat ze de grenzen opzoekt. Apollonia wil de stilte overstemmen, elk woord dat niet werd uitgezongen, is een gemis.
De kunstwerken kunnen worden bezichtigd tijdens de concerten van AMUZ, tijdens een rondleiding op aanvraag en tijdens speciale gelegenheden. Meer informatie over rondleidingen in AMUZ vindt u hier.
Ter gelegenheid van de 400ste verjaardag van de Sint-Augustinuskerk en de barokfestiviteiten in AMUZ en Antwerpen ontwikkelde Zefiro Torna met geluidskunstenaar Bram Bosteels Sonore Schets I / Augustinus in extase, een soundscape voor AMUZ. Bosteels ontwikkelde een klankenwereld waaruit een muziekstuk ontluikt. Zefiro Torna selecteerde hiervoor een specifieke compositiebundel: Paradisus sacris cantionibus consitus van Peter Philips. Deze muziek werd voor het eerst gedrukt bij Phalesius in Antwerpen in 1628, het jaar van de inhuldiging van de altaarstukken in de Sint-Augustinuskerk. Philips’ motet O si quando videbo gaudium sluit inhoudelijk aan bij de geschriften en ideeën van patroonheilige en kerkvader Augustinus, toepasselijker kan dus bijna niet. Zefiro Torna’s uitvoering ervan, met onder anderen sopraan Annelies Van Gramberen en teorbespeler Jurgen De bruyn wordt door Bram Bosteels met zijn soundscape gesmeed tot Sonore Schets I / Augustinus in extase, die het oor doet afstemmen op de vervlogen klanken van het verleden. Geluid als presente afwezigheid.