Je bent sinds lang een vurig pleitbezorgster van de barokmuziek. Wat trekt je aan in het repertoire?
Eigenlijk heeft vooral de vroege barok me altijd gefascineerd. Ik ben op jonge leeftijd madrigalen beginnen te exploreren en heb het 17de-eeuwse repertoire grondig bestudeerd. Vooral de Italiaanse vroegbarok sprak me aan, later heb ik ook het repertoire uit de latere barok gezongen. Wat mij het meest aantrekt in de vocale muziek uit deze periode, is de nauwe relatie tussen muziek en tekst. We spreken vaak over ‘recitar cantando’: een zingend spreken met een nauwgezette expressieve uitwerking van de uitspraak en van de affecten in de muziek.
In AMUZ verras je ons met muziek van vrouwelijke componisten als Barbara Strozzi, Isabella Leonarda, Settimia Caccini en Élisabeth Jacquet de la Guerre. Hebben de madrigalen en aria’s een gemeenschappelijke verhaallijn?
Liefde. Maar het is de liefde die wordt weerspiegeld in de levens van deze buitengewone vrouwen. Settimia Caccini had moeilijke familierelaties en zou daarom vaak vertrouwde plaatsen verlaten. Barbara Strozzi was genoodzaakt twee kinderen naar religieuze ordes sturen. Isabella Leonarda moest haar leven in een klooster uitbouwen. Hartverscheurende liefde dus, net als die van hun collega Antonia Bembo, die Venetië ontvluchtte om te ontsnappen aan het brute geweld van haar man. Ze bereikte Parijs, waar ze de grote Elisabeth Jacquet ontmoette. Het is een liefde die haar sporen nalaat, vaak wreed, toen en nu, maar altijd getint met een klein lichtje van hoop.
Is er een specifiek werk dat je extra in de verf wil zetten, waar de liefde op een unieke manier wordt gepresenteerd?
Barbara Strozzi verkent in haar serenade Hor che Apollo de pijn van onthechting. De violen hebben daarbij een belangrijke concerterende partij. Dankzij die violen kan Strozzi een prachtige structuur opbouwen, die een contrast in de ziel van de geliefde laat groeien. Dat contrast smelt op aangrijpende wijze weg in het laatste deel. Dan pas drukken de violen samen met de zangpartij dezelfde gevoelens uit en horen we een van de mooiste passages uit het hele oeuvre van Barbara Strozzi. Ze benadrukt de woorden door aandacht te schenken aan klankkleuren. We kunnen hierbij niet anders dan denken aan Monteverdi’s Combattimento di Tancredi e Clorinda. Ik wil bovendien ook benadrukken dat het Barbara Strozzi was die in het midden van de 17de eeuw het grootste aantal gedrukte publicaties op haar naam had in Venetië, zelfs meer dan haar mannelijke collega’s! Dankzij een serenade als Hor che Apollo zijn we ons bewust van de uitzonderlijke positie die ze bekleedde, en van haar absolute talent.
Wat was de positie van vrouwelijke componisten in de 17de eeuw? Genoten ze dezelfde sociale en artistieke status als hun mannelijke collega’s?
Nee. De positie van de vrouwelijke en mannelijke componisten was radicaal verschillend, ze was simpelweg een weerspiegeling van de sociale structuren van die tijd. Veel vrouwelijke musici uit die periode hadden de beste kansen om zich muzikaal te uiten als ze het klooster in gingen, zoals Isabella Leonarda. Of je moest van goede afkomst zijn. Dat was het geval bij Settimia en haar zus Francesca Caccini, of Barbara Strozzi, de natuurlijke dochter van Giulio, een bekende dichter voor muziek in het 17de-eeuwse Venetië. Die patriarchale kijk en de obsessie met de inferioriteit van vrouwen zijn vandaag de dag wel enigszins veranderd, maar eigenlijk niet fundamenteel.
Musicologen lieten het werk van vrouwelijke componisten lang links liggen en hun composities werden niet in moderne edities gepubliceerd. Waar heb jij je partituren gevonden voor dit concert? Vind je vandaag nog nieuwe composities?
Het is interessant om op te merken dat vrouwen een sleutelrol hebben gespeeld bij de herontdekking van oude muziek. Ik denk aan Diana Poulton, Suzanne Bloch, Geneviève Thibault, Eugenie Droz, Gusta Goldschmidt, Yvonne Rokseth, allemaal geboren tussen het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, en ook aan Rachele Maragliano Mori, de grote Italiaanse zangeres die de muziek van Francesca Caccini voor het eerst uitvoerde in de jaren 1920. Wat hen verenigde – ook al kwamen ze uit de vier windstreken – waren dezelfde idealen: muziek een plaats geven in de maatschappij of het openen van nieuwe scholen. Ze waren zich bewust van de noodzaak om partituren van een hoog wetenschappelijk niveau te produceren die ook konden worden gebruikt tijdens concertuitvoeringen. Daarnaast waren die vrouwen vaak politiek geëngageerd. Kortom, dat was een buitengewone periode. Daarna was er een kentering en verschoof het paradigma opnieuw naar het mannelijke universum. Een resultaat daarvan is dat er in zogenaamde historisch geïnformeerde uitvoeringen een mannelijke dirigent voor het ensemble stond, wat uiteraard een historische ongerijmdheid is, want de figuur van de dirigent, zoals we die vandaag begrijpen, ontstond pas in de 19de eeuw. Gelukkig hebben veel wetenschappers zich sindsdien ook toegelegd op genderstudies op het gebied van muziek, waardoor het vrouwelijke universum tenminste gedeeltelijk weer een stem heeft gekregen. Slechts een klein deel van het repertoire dat vrouwelijke componisten hebben achtergelaten, is vandaag gepubliceerd. We hebben dus nog veel werk voor de boeg en daarom wijden we ons met enkelen van het ensemble aan het onderzoeken en publiceren van onontgonnen werk.
Hoe gaan jullie te werk tijdens de repetities?
We zijn geluksvogels. We zijn reeds heel lang met elkaar bevriend, sommigen zelfs tientallen jaren. We staan al een leven lang samen op de planken en hebben het niet nodig om veel met elkaar te praten; we communiceren door middel van muziek. In deze steeds somberder en ingewikkelder wordende wereld grijpen we deze momenten aan als een reddingslijn. Maar het is belangrijk om te onthouden dat we het geluk hebben om ze te kunnen delen met degenen die de goedheid hebben om naar ons te luisteren. Alleen zo lukt het om ons minder alleen te voelen en hebben we meer hoop voor de toekomst.