Home > Nieuws > AMUZ > De klank van gisteren: Quatuor Romantique doet de muziek van Brahms en Bartók herleven

De klank van gisteren: Quatuor Romantique doet de muziek van Brahms en Bartók herleven

Op vrijdagavond 10 november is het Belgische strijkkwartet Quatuor Romantique te gast in AMUZ. Dit strijkkwartet met violisten Guido de Neve en Christophe Pochet, altviolist Hans Cammaert en cellist Didier Poskin focust – zoals de naam al doet vermoeden – op het kwartetrepertoire uit de romantiek, ruwweg de 19de eeuw. Wat Quatuor Romantique bijzonder maakt, is dat het ensemble niet alleen teruggrijpt naar de partituren uit die periode, maar ook de klankkleur en speelwijze van toen wil vatten. Guido de Neve licht de voornaamste verschillen met vandaag toe.

De romantische strijkinstrumenten zijn bijna identiek aan de hedendaagse, het verschil ligt vooral bij de snaren. Het is pas vanaf 1945 dat de moderne stalen en synthetische snaren geleidelijk de darmsnaren vervangen. Ogenschijnlijk een relatief klein verschil, maar essentieel voor de muzikale boodschap! Met zijn minder gepolijste, ruwere klank zo typisch voor de menselijke stem leent de darmsnaar zich bijzonder goed voor retorisch spel en muzikale dialoog. Dat is precies wat het romantische strijkkwartet onderscheidt van hedendaags kwartetspel: met darmsnaren krijg je een droomcombinatie van retoriek en melodische lyriek. 

Ook het vioolspel was in de 19de eeuw anders. Een van de opvallendste verschillen tussen de romantische en de hedendaagse speelstijl is het gebruik van ‘portamento’. Afgeleid van het Italiaanse ‘portare’, wat letterlijk ‘brengen, dragen, afleveren’ betekent, staat portamento voor ‘van de ene noot naar de volgende dragen’. Deze techniek wordt in verschillende werken in detail beschreven. Sterviolist Joseph Joachim (1831-1907) hechtte in zijn Violinschule (uitgegeven in 1905) veel meer expressieve waarde aan het portamento dan aan vibrato. Vandaag is dat volledig omgekeerd, het portamento is bijna verdwenen uit de techniek van de 21ste-eeuwse musicus. Een continu vibrato is daarentegen in de loop van de 20ste eeuw een wereldwijde standaard geworden. In de romantiek werd vibrato gebruikt om de klank te kleuren in melodische/gezongen passages. Meer retorische/gesproken passages werden daarentegen zonder vibrato uitgevoerd. Met andere woorden: snaarinstrumenten werden in de romantiek bespeeld zoals wij vandaag nog steeds onze stem gebruiken. Zingen met vibrato, spreken zonder vibrato. In deze geest zijn de romantici, via het classicisme, de directe erfgenamen van de retorische kunst van de barok.

Een ander belangrijk verschil tussen heden en verleden is het gebruik van rubato. ‘Rubato’ betekent letterlijk ‘gestolen’. ‘Tempo rubato’ betekent ‘gestolen tijd’. Spelen met rubato is een zekere vrijheid nemen qua tempo, net zoals we dat doen in de gesproken taal. Het rubato weerspiegelt de natuurlijke cadans van onze woorden, altijd in beweging, nooit statisch, maar ook niet los van de structuur van de zin. Toen een bewonderaar Mozart vroeg wat het geheim was van zijn zo muzikale spel, moet zijn antwoord zijn geweest: “Het feit dat ik ín de maat speel.” Daarmee bedoelde hij dus: niet statisch op de maat, maar vrij bewegend binnen de maat, de natuurlijke cadans van de noten volgend, zonder de structuur van de frase uit het oog te verliezen. Rubato spelen was dus niets nieuws in de romantiek. Franz Liszt beschreef rubato mooi als “de constante beweging van de bladeren aan de takken van een boom.” En Arnold Schönberg beschreef in Style and Idea in 1948 hoe de ‘Amerikaanse’ strikte en starre manier van spelen (afkomstig uit de traditie van de dansmuziek daar) zijn weg vond naar Europa, waar men voorheen altijd met rubato had gespeeld, zoals het was overgeleverd door de grote traditie van het verleden. “All were suddenly afraid to be called romantic, ashamed of being called sentimental. No one recognised the origin of this tendency; all tried rapidly to satisfy the market which had become American.”

Dit rubato veroorzaakte tevens een andere manier van samenspelen binnen strijkkwartet, vertelt Guido de Neve: “Tegenwoordig kennen we vooral verticaal ensemblespel, in de romantiek was er veel meer horizontaal ensemblespel. Door het rubatospel en de individuele bewegingsvrijheid die daar intrinsiek mee verbonden is, was perfect verticaal ensemblespel bijna onmogelijk. De verschillende stemmen bewegen zich dan vrijer boven en onder elkaar, als in een gesprek. En zoals in elk goed gesprek lopen de lijnen door elkaar heen, onderbreken ze elkaar en heel soms lopen ze gewoon mooi synchroon. Dit alles resulteert in een gevarieerde manier van samenspelen, van communiceren met elkaar in en door muziek. En dat is niet alleen mooi, maar ook spannend en uitdagend.”

Violist Joseph Joachim was nog goed bevriend met Johannes Brahms toen die in 1873 zijn tweede strijkkwartet voltooide. Dit hoogtepunt in het romantische kwartetrepertoire was ook een inspiratiebron voor Béla Bartóks eerste strijkkwartet dat hij componeerde in 1907-1908. Hiermee maakte Bartók de brug naar het expressionisme van de 20ste eeuw waarin de oude wereld kantelt naar de moderne klanken. Twee bijzondere werken, die u zal horen zoals ze nog maar zelden worden uitgevoerd. Een (her)ontdekking meer dan waard.

Naar het concert

Quatuor Romantique: Brahms en Bartók

10 november 2023 20:00