Home > Nieuws > AMUZ > Barokmuziek is de jazz van de 17de eeuw

Barokmuziek is de jazz van de 17de eeuw

Een interview met Thomas Dunford

Een nieuwe ‘rising star’ aan het barokfirmament is luitenist Thomas Dunford, muzikant met vele talenten. Geflankeerd door twee topsolisten, zijn hoogsteigen ensemble en met een gevoelig samengesteld programma dirigeert én speelt Dunford vrijdagavond 7 april in AMUZ.
Een interview over wat het spelen van Couperin en Marais inhoudt voor een mens.

Het gaat snel voor de jonge Dunford. Hij toerde al de wereld rond en in 2018 richtte hij het ensemble Jupiter op, waarmee hij ook bevriende artiesten uitnodigt om bekende en onbekende werken te verkennen. “Je componeert een stuk mee door het te dirigeren. Door veel tijd te nemen bij de repetities, voel je samen aan waar er natuurlijke versnellingen of vertragingen voorkomen. Gemeenschappelijke doelen en ideeën stellen we vooraf; vanuit vastgestelde regels komt er vrijheid voor iedere muzikant om te improviseren en zich te ontplooien. Het psychologische aspect vormt hierbij een grotere factor dan je denkt. De gevoelens die de gespeelde muziek oproept, vormen de grootste uitdaging in het samenspelen. Wanneer je op hoog niveau musiceert, is de techniek bijna perfect, dus moet de focus op andere zaken liggen, in dit geval de emotie in het samenspel.”

Centraal in het concert staan de Trois leçons de ténèbres van François Couperin. De Fransman schreef oorspronkelijk negen lessen ter anticipatie van de verrijzenis van Christus. Slechts drie werden er teruggevonden. In de Latijnse tekst worden gitzwarte Bijbelse klaagzangen van Jeremiah beschreven, over de val van Jeruzalem: wanhoop, verlies en rouw krijgen aandacht. Couperin componeerde klaagliederen die de pijn enigszins menselijk en draaglijk maakten. “De lessen zijn welgekende barokwerken. De derde, waarin twee solisten in dialoog treden, behoort tot de absolute top van de religieuze muziek. In die tijd stonden er drie kaarsen midden in de ruimte; na iedere les werd een kaars uitgeblazen, tot de avond in duisternis werd gehuld. Tussen de lessen lassen we telkens een adempauze in door een karakterstuk van Marin Marais te spelen.” Rustmomenten lijken een belangrijke rol te gaan spelen die vrijdagavond. In de partituur van Couperin vind je meermaals ‘une petite pause’ terug tussen verschillende verzen; Couperin wisselt een vers ook steevast af met een lang melismatisch gezang op een andere letter van het joodse alfabet.

De terneergeslagen teksten van Jeremiah worden gecounterd met prachtige harmonieën en sterk uitgewerkte zanglijnen. De eerste les begint in re groot, in een jubelende sfeer, wat de luisterervaring op zijn kop zet. Pas vanaf het vers Plorans ploravit (met aangeving ‘Mineur et mesuré-lent’) begint de tristesse door te dringen – Couperin benadrukt ‘nocte’ (nacht) en ‘lachrimae’ (tranen) d.m.v. lang aangehouden tonen en een modulatie naar re klein. “Het klopt dat onze perceptie, onze luisterervaring sterk beïnvloed is door harmonische tinten, mineur staat gelijk aan tristesse, majeur aan vreugde; ten tijde van Couperin was dat niet zo! In mijn oren klinkt re groot troostend, het onderwerp van de lessen wordt iets meelevends en helends. De tegenstelling staat op de voorgrond: je krijgt een yin-yangevenwicht. Re groot kan ook aanspraak maken op het goddelijke, zoals ook gebeurt in Eternal source of light divine van G.F. Händel of in L’Orfeo en de vespers van Monteverdi. Re klein lijkt dan weer het dramatisch menselijke of sterfelijke te vertolken.” Luisteren met open oren en geest zal aan de orde zijn.

Dit brengt een eeuwig musicologisch vraagstuk aan het licht: waarom componeerden componisten hun werk op deze specifieke manier? En wat bedoelden ze daarmee? “De interpretatie van musici is slechts één kant van het verhaal, net zoals de (voor ons) onduidelijke visie van een componist dat kan zijn. Luisteraars hebben meestal een compleet andere interpretatie van een gespeeld muziekstuk, met hoogstwaarschijnlijk nog individuele verschillen in het publiek zelf.” Het is aan u om een invulling te geven aan de betekenis van de lessen, de persoonlijke luisterervaring. De tekst kan een Vergiliaanse gids zijn, aan u om uw oordeel te vellen.

Marin Marais was een tijdgenoot van Couperin en kende hem ook als hofcomponist. De transitie tussen de werken van beide componisten voelt natuurlijk aan – het instrumentale spel staat centraal in de muzikale beleving van Marais. Een karakterstuk als La rêveuse is cyclisch, extreem repetitief en doet haast denken aan de minimalisten van bijna drie eeuwen later. De viola da gamba van Sylvia Abramowicz krijgt daar de spotlight: de moeder van Dunford is óók een rasmuzikante. Dunford komt uit een muzikantengezin en werd daardoor van jongs af in het kunstenaarschap geworpen. Naast vriendschap zal ook de familieband te horen en te zien zijn.

Diverse stijlen en componisten liggen Dunford na aan het hart: “Als je enkel Bach speelt, dring je jezelf in een hoek. Diversiteit in concertprogramma’s en samenwerkingen zorgt voor nieuwe visies die je kan meenemen. Muzikaal ben ik een spons – ik absorbeer vanuit alle stijlen en methoden om ze dan zelf te gebruiken. Het spontane aspect van jazzmuziek ligt in de lijn van de barokmuziek: in 1716 improviseerde men op vier noten een hele passacaglia. Jimi Hendrix zou goed overeenkomen met een hofluitenist uit die tijd, beiden speelden muziek op een spontane, ondoordachte manier.”

U leest het, jazzliefhebbers zijn ook welkom.

Alexander Van den Eijnden

Naar het concert