Home > Nieuws > AMUZ > Interview met Albert Recasens – La Grande Chapelle

Albert Recasens en La Grande Chapelle verkennen het repertoire dat de Capilla Flamenca uitvoerde tijdens het bewind van koning Filips II. Recasens, artistiek leider van het Spaanse ensemble, studeerde in Leuven en vertelt in vloeiend Nederlands over de fascinerende geschiedenis van zijn land.

Wat is precies de Capilla Flamenca?

De Capilla Flamenca was een cruciaal instituut voor de muziekgeschiedenis van Spanje én Vlaanderen. Ze was het resultaat van de aankomst van de Bourgondiërs in Spanje. Dankzij het huwelijk van Johanna van Castilië met Filips de Schone in 1496 werden de reeds bestaande muziekkapellen, de Spaanse Capilla Real en de Bourgondische hofkapel, gefuseerd tot een nieuwe, prestigieuze kapel. Die nieuwe muziekkapel volgde de statuten van de vroegere Bourgondische kapel. Essentieel voor de Capilla Flamenca was dat de muzikanten afkomstig waren uit Vlaanderen en de Lage Landen, wat ook blijkt uit de naam. Niet alleen de zangers, maar ook de kapelmeesters waren Vlaams. Dankzij de Capilla vloeide de muziekstijl van het Noorden verder door naar Spaanse gebieden, want de Capilla was een soort van draaischijf. De muziek die ze uitvoerde voor de koninklijke familie werd verder verspreid naar de kathedralen en de kloosters op het Iberisch Schiereiland, maar – belangrijk – ook naar Latijns-Amerika!

Is er een verband tussen de Capilla Flamenca en de naam van je ensemble, La Grande Chapelle?

La Grande Chapelle werd opgericht door mijn vader, Ángel Recasens. Hij had het ensemble graag de naam La Capilla Flamenca gegeven, maar Dirk Snellings was ons voor geweest. Er is wel een link met de historische Bourgondische hofkapel, want aan die kapel was er sprake van la petite chapelle, die instond voor de dagelijkse gebeden, en la grande chapelle, die ten dienste stond van de hertogen en werd ingezet bij de grote ceremoniën.

Welke muziek zullen jullie uitvoeren in Antwerpen?

Ik heb een programma samengesteld met muziek uit de tijd van koning Filips II. De muziek beleefde een gouden tijdperk onder zijn bewind. Het is de periode van componisten als Francisco Guerrero, Tomás Luis de Victoria en Alfonso Lobo, die aan de Spaanse kathedralen werkten. Want, zoals ik reeds zei, in de Capilla Flamenca waren Vlamingen aangesteld. In de eerste helft van de 16de eeuw, ten tijde van Karel V, waren dat beroemde componisten als Thomas Crecquillon en Nicolas Gombert. De componisten die voor Filips II werkten, waren Jean de Bonmarché, Geert van Turnhout of Filip Rogier. Zij zijn tegenwoordig minder bekend, maar schreven werken van uitzonderlijke kwaliteit. Ze waren ook van belang voor hun Spaanse collega’s, want de muziek van Rogier werd door veel Spanjaarden geïmiteerd. Ik heb in verschillende archieven moeten duiken om hun werken terug te vinden, hun repertoire is gefragmenteerd bewaard. Van de Bonmarché is er bitter weinig overgeleverd.

Hoe komt het dat we slechts een beperkt oeuvre van die belangrijke componisten kennen?

Op kerstavond 1734 was er een tragische brand in het koninklijke paleis in Madrid. Sommige delen van het gebouw dateerden nog van de 15de eeuw. Een groot deel van de fenomenale kunstcollectie, met werken van Titiaan en Velázquez, is in vlammen opgegaan. Helaas is toen ook het muziekarchief verdwenen. Opvallend is dat enkele jaren daarvoor, in 1731, ook in Brussel het paleis op de Koudenberg door een brand werd vernietigd. Maar veel muziek voor de Spaanse kathedralen werd gekopieerd en gelukkig vinden we nog af en toe materiaal in lokale archieven. Zo kan men in Sevilla of Barcelona nog afschriften ontdekken, en ik weet ook dat er in een klein karmelietenklooster nabij Burgos nog muziek te ontdekken valt. Maar ook in Latijns-Amerika zitten nog schatten verborgen. We weten dat er in Guatemala enorm veel is terug te vinden, maar helaas beschikt men daar over beperkte middelen om de archieven te ontsluiten. Ook in Cuzco in Peru hebben musicologen oude partituren teruggevonden.

Tijdens Laus Polyphoniae komt La Grande Chapelle met een ensemble dat bestaat uit zangers en instrumentalisten. Werd de muziek destijds zowel vocaal als instrumentaal uitgevoerd?

We hebben informatie over de uitvoeringswijze dankzij de boekhouding van het hof en de kathedralen. Er zijn bijvoorbeeld aantekeningen van uitvoeringen van misdiensten waarbij specifiek wordt vermeld dat er instrumentalisten hebben meegespeeld. In tegenstelling tot de Cappella Sistina in Rome, waar enkel a cappella werd gemusiceerd, kon men in Spanje in de tweede helft van de 16de eeuw dus een groep van zangers en instrumenten horen. Zij stonden dan rond één pupiter in een kapel van de kerk. Aan de universiteit van Navarra onderzoek ik de uitvoeringspraktijk aan Spaanse kerken en onderzocht ik iconografisch materiaal, waarop je muzikanten aan het werk ziet. Zo is er een bronzen medaille die muzikanten rondom een pupiter afbeeldt. Op die manier kon ik ook enkele zaken afleiden over de zangtechniek. De zangers moeten vooral met een keeltechniek hebben gezongen, aangezien ze in grote ruimten zongen. We weten ook dat ze de ene dag in een kathedraal zongen en de andere dag in openlucht tijdens geënsceneerde spektakels. Maar er blijft nog veel onderzoek nodig om een beter beeld te krijgen van het muzikale leven in de 16de eeuw in Spanje.

Naar het concert