Home > Nieuws > Laus Polyphoniae > Interview met Marnix De Cat

Interview met Marnix De Cat

Over improvisatie en polyfonie

 

“Er werd in de 15de eeuw ontzettend vaak geïmproviseerd. We waren ons er lange tijd niet van bewust hoe dat in zijn werk ging. Door allerlei traktaten te onderzoeken, leren we beetje bij beetje meer over de rol van improvisatie binnen de polyfonie.” Marnix De Cat, artistiek leider van Pluto-Ensemble, verdiept zich ondertussen al 25 jaar intens in de polyfonie. Hij omschrijft zichzelf als een zoeker, meer bepaald “een zoeker naar klinkend materiaal”. Als componist en zanger is hij geïntrigeerd door compositietechnieken, in hoe de dingen in elkaar steken.

“Ik denk dat ik er altijd al voor heb gepleit om anders naar die muziek te kijken: vanuit de improvisatie. Als je die invalshoek hanteert, valt het op dat geschreven polyfonie – die we ondertussen zo gewoon zijn omdat we ze kennen van opnames – technisch gezien vaak heel dicht bij (de) improvisatietechnieken liggen. Dat maakt het soms wat raar om een werk geniaal te noemen als je het ook kan improviseren.” Dit jaar haalt De Cat met het concert Cela sans plus. Sur les ailes de Jossequin zijn muzikale blokkendoos boven. Hij werpt drie blokjes op die samen de ruggengraat van het programma vormen: een eerste blokje voor de meer speelse chansons, een tweede dat de hoofse liefde bezingt en een laatste dat verlangen en verlies vertolkt. De specie die alle blokjes verbindt: improvisatie. Op meer dan de helft van de werken op het programma zullen de zangers en instrumentalisten improviseren, op basis van verschillende historische technieken. De Cat licht zo’n techniek toe: “Aan het begin van Cela sans plus schreef des Prez een doorgedreven imitatie, een driestemmige canon. Maar in het tweede deel komt de bas in beweging, die zijn eigen lijn zoekt in de polyfonie. De bovenstem volgt de bas in tertsen. We willen aantonen dat de improvisatie soms dicht aanleunt bij de geschreven polyfonie. En we zijn pas geslaagd in ons opzet wanneer de luisteraar beseft dat de muziek die genoteerd overgeleverd werd, werkelijk het neusje van de zalm was. Wat dagelijks in kerken klonk, was vaak geïmproviseerd maar eveneens van een hoog niveau. Dat gegeven kunnen we moeilijk vatten omdat wij nu luisteren met andere oren, omdat we anders gevormd zijn – harmonisch. Terwijl alles in die tijd gebaseerd was op punctus contra punctum, noot tegen noot.”

De Cat legt uit hoe de koorscholen hun knapen opleidden: hoe ze melodieën konden maken vanuit het gregoriaans die konden dienen als voorimitatie op de lange trage polyfonie, hoe die melodie het beste werkt, hoe ze formules hanteerden die van generatie op generatie overgeleverd werden. Niet alleen aan koorscholen maar ook de troubadours tussen de 11de en 13de eeuw hadden net zo goed hun formules voor tekst en melodie. “Ik heb onlangs nog een cursus gevolgd in Frankrijk rond improvisatie en daar kon je al experimenterend tot verrassende conclusies komen over hoe het er vroeger aan toe moet zijn gegaan. Het is alleen jammer dat die dingen niet zomaar uit te leggen zijn, je moet het vooral vaak doen. Eigenlijk moet je ook best wel wat literatuur in je oren hebben zitten, want daar vind je vaak de beste oplossing voor een bepaalde ritmisch-melodische lijn.”

Veel polyfonisten schreven ook stukken neer om duidelijk te maken wat er kan of hoe het moest – de regels van de polyfonie dus. “Ook Josquin heeft dergelijke werken: het Ave Maria waarin elke nieuwe zin een andere techniek aanreikt. Dat is ondertussen een schoolvoorbeeld van allerlei mogelijke technieken: imitatie, canon, … Maar Josquin was een genie, hij reikte oplossingen aan die andere polyfonisten nog niet in de vingers hadden. Hij blonk uit in canons, maar vooral wist hij als geen ander tekst te verklanken. Zijn intelligentie is zichtbaar in de mate waaraan hij zich wist aan te passen aan verschillende stijlen. Daarom dat het voor ons nu zo moeilijk is om met zekerheid te bepalen welke overgeleverde muziek nu echt van hem is en welke niet.”

Transcendentie

Dat Josquin geprezen werd door tal van filosofen, moet De Cat ongetwijfeld plezier doen. Want naast muziek, speelt ook filosofie een belangrijke rol in zijn leven. De filosofie beïnvloedt zijn visie op muziek: “De natuurwetten die de Griekse filosofen zo intrigeerden, manifesteren zich ook in de muziek. Pythagoras en Plato beschreven het universum als een systeem dat kan worden verklaard aan de hand van getallen en hun verhoudingen. Die getallensymboliek of proportieleer vind je ook in de muziek: zowel in de klank zelf, als in de boventoonreeksen, in onze luisterervaring van wat goed in het gehoor ligt of net niet, of in de wijze waarop dissonanten oplossen. De wetten van het contrapunt zijn tot op zekere hoogte natuurlijke wetten die onze oren waarnemen: een trilling die heel chaotisch of schril klinkt, hoor en ervaar je fysiek als dissonant. De boventoonreeksen van kwint en een octaaf corresponderen en versterken elkaar, als je dan gestapelde tonen en intervallen rein kan zingen dan heb je het gevoel dat de wereld zich voor jou opent.”

Maar de link tussen filosofie en muziek is voor De Cat toch vooral het zoeken in jezelf. “Volgens mij draait het in die oude teksten zoals het Hooglied of de hoofse lyriek vooral rond de overgave van het ego aan iets dat groter is dan onszelf. Het gaat over de transformatie van dat zelf, over innerlijke verbinding (kunnen) maken. Het woord ‘religie’ komt van ‘religare’, letterlijk het (samen)binden, het opnieuw verbinden van jezelf met wat je wezen overstijgt.” Vandaar ook de keuze voor Pluto in de naam van het ensemble. De planeet die gedegradeerd werd tot dwergplaneet – dat komt er van als je je baan rond de zon niet schoon hebt geveegd van andere objecten – werd vernoemd naar de Romeinse god van de onderwereld. Hij staat immers symbool voor transformatie: het afbreken van oude structuren om iets beters op te bouwen. “Pluto is de herschepper en wij herscheppen als muzikant dat wat we in oude bronnen terugvinden. Ook muziek bezit de kracht om je transformeren – een fantastisch slotakkoord kan je als mens zodanig raken dat heel je wezen meetrilt met die klanken. Muziek is de meest universele en tegelijkertijd minst tastbare kunstvorm die we hebben. Ze is een mysterie op zich, en tegelijkertijd ook heel vluchtig want de muziek trilt even en is het volgende moment alweer verdwenen.”

Tijdens Laus Polyphoniae doen de klanken dus hun werk. En voor wie het interesseert: de planeet Pluto maakt zondag 22 augustus om 20 uur een mooi astrologisch aspect met de planeten Venus en Mercurius. Een ideaal moment voor Pluto-ensemble om ons grote levensvragen voor te leggen en diep onder de oppervlakte op zoek te gaan naar antwoorden. Venus en Mercurius zouden wel eens zowel gevoelsmatig als verstandelijk voor antwoorden kunnen zorgen. We spitsen onze oren!

Julie Hendrickx