Home > Nieuws > Laus Polyphoniae > Interview met Bart Demuyt en Aletheia Vanackere

Interview met Bart Demuyt en Aletheia Vanackere

Josquin des Prez, tussen wetenschap en emotie

 

Alle opnamen van Josquin des Prez’ muziek waren in kaart gebracht. Bestudeerd, beluisterd, herbeluisterd. De ‘minutages’ zorgvuldig opgelijst en opgeteld. Opluchting verspreidt zich door de Library of Voices van de Alamire Foundation in Leuven als blijkt dat de vele uren muziek netjes om te zetten zijn in een volledige festivaleditie van Laus Polyphoniae. De puzzel paste perfect. Maar het leven heeft, in tegenstelling tot de mens, niet de neiging om perfectie na te streven.

Voor zowel Bart Demuyt (57), algemeen en artistiek directeur van AMUZ én algemeen directeur van de Alamire Foundation (KU Leuvens centre of excellence als het gaat over de studie van de muziek in de Lage Landen), als voor Aletheia Vanackere (26), stafmedewerker bij de Alamire Foundation, startte de fascinatie voor de muziek en de persoon van Josquin des Prez bij diens Missa Hercules dux Ferrarie. Hoewel Vanackere voor haar masterproef het eclecticisme in de opera’s van Philippe Boesmans bestudeerde, heeft ze evengoed feeling voor de rijkdom van de polyfonie. Vanackere: “Van in het begin wordt in die ‘Herculesmis’ de melodie verkondigd in de hoogste stem, waardoor je mee bent vanaf die allereerste noot. Daar hoor je onmiddellijk de kracht van Josquin.” Demuyt en des Prez legden samen al een uitgebreider traject af. Na zijn studies aan het Lemmensinstituut was Demuyt als zanger verbonden aan, onder andere, het Nederlandse ensemble Cappella Pratensis, dat hij later ook nog artistiek zou leiden en waarmee hij wereldwijd (Europa, Amerika, Azië) de polyfonie mocht uitdragen. “Ik kan enorm genieten van pure architectuur. In goede architectuur kan je steeds een ideale balans vinden. En Josquin is eigenlijk een ongelofelijke architect, dat merk je op als je zijn muziek mag uitvoeren met respect voor zijn architecturale context. Als je als zanger een van die pilaren wordt, dan doordringt zijn muziek je volledig. En hoe vaker je Josquin zingt, hoe duidelijker de structuur van zijn muziek wordt. Daar ligt eveneens een uitdaging voor de uitvoerend muzikant: dat je die structuur niet enkel voor jezelf en het ensemble helder krijgt, maar dat je die zo scherp kan stellen, dat ook het publiek zich die balans kan visualiseren.”

Wetenschappelijk fundament

“Hoe meer je met zijn muziek bezig bent, hoe meer je erin ontdekt”, Demuyt doelt hier eerst en vooral op het uitvoeren. Maar hetzelfde geldt voor het wetenschappelijke onderzoek naar het oeuvre van Josquin, en meer bepaald voor de vraag welke muziek Josquin des Prez zelf heeft geschreven. Een zoektocht die Demuyt uitermate boeiend vindt: “Het is alsof je voor een bouwwerk staat en moet beslissen of het van Le Corbusier is of niet. Maar in het geval van Le Corbusier is het eenvoudiger, omdat we zijn plannen hebben en in tijd ook dichter bij hem staan. Van des Prez zijn we 500 jaar verwijderd. Dus het is niet omdat zijn naam op een werk staat, dat het effectief van zijn hand is.”

In oktober 2019 verzamelde de Alamire Foundation dan ook de crème de la crème van internationale musicologen, musici en Josquinspecialisten in haar Library of Voices. Op de agenda slechts één punt: het wetenschappelijke fundament van Laus Polyphoniae 2021. “Want”, aldus Demuyt, “je kan wel pretenderen dat je festival wetenschappelijk wordt onderbouwd, maar je moet het ook kunnen waarmaken.” Zeker in het geval van Josquin – van wiens voornaam alleen al negen versies bestaan. De vraag welke composities nu aan hem toebehoren en welke niet, een heikel punt noemen, is een understatement. Vanackere: “Daar bestaat inderdaad een hele polemiek rond. Maar Jesse Rodin, die als professor musicologie verbonden is aan de Stanford University, startte in 2010 het Josquin Research Project op: rond zijn onderzoek naar het oeuvre van Josquin bouwde hij een volledig platform op waar je het 15de-eeuwse repertoire kan lezen, maar het ook tot in de meest fantastische details kan analyseren. Rodin kwam zo, in samenwerking met Joshua Rifkin, eminent musicoloog en professor aan de Boston University, tot een lijst van werken waarvan we nu zo goed als zeker mogen zijn dat ze van Josquin zelf zijn.” Die lijst telt 103 composities. Dit betekent eveneens dat voor 242 stukken de zekerheid ontbreekt om ze aan de grootmeester toe te schrijven. “We hebben daar toen in het licht van Laus Polyphoniae twee dagen uitvoerig over gediscussieerd en uiteindelijk de consensus bereikt om te vertrekken vanuit de lijst van Rodin”, licht Demuyt toe. “Een aanpak die werd gedragen, was voor mij de enige optie.”

Er was eigenlijk nog een tweede agendapunt, toen in oktober 2019. Samen met het fundament voor Laus Polyphoniae 2021 werd ook een bijbehorende wereldconferentie voorbereid. Toen de pandemie een half jaar later roet in het eten strooide en een virtuele – in het beste geval hybride – conferentie tot niemands verbeelding sprak, werd besloten het internationale rendez-vous door te schuiven naar augustus 2022. Maar een festival dat een 500ste sterfdag eert, laat zich iets minder makkelijk verplaatsen. Demuyt had als festivalcurator al verschillende internationale ensembles gesproken in functie van hun concert tijdens Laus Polyphoniae 2021. “Goed, het is nu anders gelopen. Omdat we gezien de omstandigheden geen risico’s wilden nemen, kozen we voor de avondconcerten bewust voor ensembles uit de Lage Landen.” Of de beslissing om het originele plan bruusk om te gooien hem op dat moment zwaar viel, valt niet af te leiden. Maar misschien doet dat er achteraf niet meer toe. Onverwachte kansen kondigen zich immers nooit aan, je moet gewoon springen. En soms moet je ver springen, zo trekt Laus Polyphoniae deze editie een eerste keer de landsgrenzen over met concerten in York, Boston en Tokio. “We nemen met die drie internationale concerten een belangrijke stap naar de toekomst. Een die in lijn ligt met de opdracht van een wetenschappelijk instituut als de Alamire Foundation in samenwerking met het Festival van Vlaanderen Antwerpen – om de valorisatie van ons muzikale erfgoed internationaal uit te dragen.” Om die ambitie extra kracht bij te zetten, lanceert Laus Polyphoniae deze zomer ook de docu-concertreeks MISSE JOSQUIN. Van de 33 missen die zogezegd op zijn naam staan, zouden er volgens Rodin slechts twaalf authentiek zijn. Die twaalf missen zouden aanvankelijk een belangrijke rol hebben gespeeld in het oorspronkelijke concertprogramma, nu wordt er aan elke mis een apart docu-concert gewijd. “Op die manier gaan we verder dan het louter aanbieden van een nieuwe uitvoering van elke mis. Die reeks van twaalf docu-concerten zal bovendien een bijzonder tijdsdocument, het is ook maar naar aanleiding van zo’n 500ste verjaardag dat je een dergelijk project kan opzetten.”

Als kijker staat ons een grondige toelichting op elke mis te wachten laat Vanackere weten, die als één van de teamleden van A tot Z was betrokken bij de totstandkoming van de twaalf docu-concerten: “Elke mis wordt integraal uitgevoerd en in zijn historische context geplaatst. Naast musicologen komen ook uitvoerders aan het woord. Zij belichten vaak een heel andere kant van de muziek; waar bijvoorbeeld de uitdagingen liggen of welke passages zij dan weer het interessantste vinden. Het is best uitzonderlijk hoeveel prominente namen we konden engageren voor deze docu-concertreeks, dat en het feit we alle afleveringen wereldwijd kunnen laten zien, is indrukwekkend.”

Gevangen tussen perkament

Met deze 28ste editie van Laus Polyphoniae en de JOSQUIN conferentie volgend jaar hopen Demuyt, Vanackere en collega’s een stevige basis te leggen voor het wetenschappelijke onderzoek naar de Franco-Vlaamse polyfonisten van de volgende dertig jaar. Demuyt: “Want naast Josquin zijn er ongetwijfeld nog andere meesters onder de polyfonisten die we gewoonweg nog niet in kaart brachten. Hoeveel van hen zitten nog verborgen in al die boeken en manuscripten die nog niet werden bestudeerd of gedigitaliseerd, die zelfs nog nooit iemand heeft gezien? Voor al die componisten moet het werk nog gebeuren. Let op, Vlaanderen investeert wel intensief in wetenschappelijk onderzoek – tel bijvoorbeeld het wetenschappelijke personeel in de musea eens samen, dat is een massa. En terecht. Maar als je dan de vergelijking maakt met het onderzoek naar historische muziek en het muziekleven, dan zijn we van dat budget slechts een fractie. Ik ben blij met wat we met de Foundation allemaal kunnen verwezenlijken en dat we de ruimte krijgen om te groeien. Want er is nog ontzettend veel materiaal dat het onderzoeken waard is.”

Een van die vele dingen die het onderzoeken waard is, is het dansboek van Margareta Van Oostenrijk. Het dansboek dat voluit Basses danses de Marguerite d’Autriche heet, is een Frans-Bourgondisch dansmanuscript uit de 15de eeuw dat niet alleen het dansrepertoire uit die tijd weergeeft, maar even goed vertelt hoe we die dansen moeten uitvoeren. “In oktober start een postdoctoraal onderzoeker op dit project. Volgend jaar volgt dan een opname, werken we aan een documentaire, en laten we het repertoire eveneens uitvoeren in AMUZ en dat dankzij mecenaat (waar we later op terugkomen)”, zegt Demuyt. “Een dergelijk manuscript valoriseren, dat krijg je niet gedaan zonder dat alle partners daarin meegaan”, verklaart hij. En een intense samenwerking als die tussen AMUZ en de Alamire Foundation zag ik op weinig andere plekken. Ik kan me trouwens geen beter platform bedenken dan Laus Polyphoniae om de bevindingen van onze research te delen. Want de muur die nog steeds tussen het grote publiek en de wetenschappelijke wereld staat, moeten we dringend aan diggelen slaan. Al kan ik me niet van de indruk ontdoen dat die muur vorig jaar al een serieus kopje kleiner werd gemaakt, omdat het nieuws uit de wetenschappelijke wereld plots iedereen aanbelangde.”

Het aantal kilocalorieën van polyfonie

Niet alleen met de Alamire Foundation wil Demuyt een trendsetter zijn, ook in zijn programmakeuzes als festivaldirecteur blijft hij liever weg van de mainstream: “Ik heb niets tegen de zoveelste uitvoering van ‘de negende’ van Beethoven, maar ik vind dat je het als curator verplicht bent om jezelf telkens af te vragen wat de meerwaarde van iedere productie juist is. In de supermarkt zijn we ons allemaal bewust van de voedingswaarde van de dingen die we in onze winkelkar leggen, je kan die vraag net zo goed voor elk concert stellen – welke voedingswaarde heeft dit? Zodat de uitvoering van dat ene stuk van Josquin het publiek emotioneel kan voeden.” Ook Vanackere raadt vrienden die ‘eens naar klassiek willen luisteren’ aan om naast Bach en Beethoven toch ook eens Josquin aan te durven. “Zijn muziek is inderdaad vrij complex, maar tegelijkertijd toegankelijk. Ook zonder de structuur te begrijpen, voel je dat dit wondermooie kunst is.”

Demuyt mag Josquin meer dan eens vergelijken met een architect of, bij uitbreiding, de parallel schetsen tussen de kunst van de polyfonie en de architectuur, zelf loopt hij net zo goed rond met enkele blauwdrukken in zijn hoofd én hart. Het is niet voor niets dat hij zich ooit liet ontvallen dat hij met een opleiding tot architect zijn dromen en plannen nog geprononceerder had kunnen realiseren. Het leven mag dan lak hebben aan perfecte plannen, voor wendbare dromen heeft het wel een zwak. Deze festivaleditie is immers een bewijs dat veerkracht het met voorsprong kan halen van onvoorspelbaarheid. En, wij weten: als er iets is, dan bellen we!

Julie Hendrickx