Wenzel Coebergher was een bijzonder man, maar in de slagschaduw van Rubens en andere Antwerpse groten is hij met de eeuwen wat uit het beeld verdwenen. Zijn naam komt in vele varianten voor Wenzel, Wenzeslas, Wenceslas, Coeberger, Cobergher enz. Misschien zegt het iets over de vele persoonlijkheden van deze kunstschilder, oudheidkundige, architect, waterbouwkundige, numismaat, economist en scheikundige… die omstreeks 1561 in Antwerpen geboren werd.
Op zijn dertiende ging hij in de leer bij kunstschilder Maarten De Vos. Vijf jaar later trok hij via Parijs naar Italië. Van 1580 tot ongeveer 1590 werkte hij in Napels als schilder samen zijn landgenoten Cornelius De Smet en (later) Jacob Franckaert. Van 1591 tot 1598 verbleef hij in Rome. Daar groeide zijn aanzien snel. Als eigenaar van een indrukwekkende verzameling munten publiceerde hij er een eigenhandig geïllustreerd plaatwerk over antieke munten en een Tractatus de pictura antiqua. Hoewel hij nog lange tijd bleef schilderen – zelfs in Italië kreeg hij een opdracht uit Antwerpen – genoot de bouwkunst steeds meer zijn voorkeur.
In 1599 overleed zijn eerste vrouw Michaëla Cerf. Nauwelijks vijf maanden later hertrouwde hij met Suzanna Franckaert, de vijftienjarige zus van zijn compagnon Jacob. Vijf jaar later keerde Coebergher voorgoed terug naar de Nederlanden waar hij werd aangesteld als hofarchitect van de aartshertogen. In die functie en vanuit zijn Italiaanse ervaring zou hij, niet zelden bijgestaan door zijn schoonbroer Jacob Franckaert, een belangrijke rol spelen bij de introductie van de barok in de Zuidelijke Nederlanden. Vanaf 1607 bouwde hij in die stijl de kerk van de ongeschoeide karmelietessen in Brussel (gesloopt in 1785) en tussen 1609 en 1618 de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek van Scherpenheuvel. Daarna ontwierp hij het stadhuis van Ath en de Antwerpse Sint-Augustinuskerk.
Als waterbouwkundige was hij werkzaam aan het Brusselse hof en in het park van Tervuren. Ook leverde hij plannen voor kanalen in de Kempen en Brabant, maar hij werd vooral bekend voor het droogleggen van de Moeren tussen Veurne en Hondschote (vanaf 1622). Als chemicus beschikte hij over patentbrieven voor de vervaardiging van kali. Als economist introduceerde hij in een hele reeks steden de Bergen van Barmhartigheid, sociale instellingen avant la lettre, waarvan hij opperrentmeester werd. In Gent, Namen en Bergen ontwierp hij er ook de gebouwen voor. Deze uomo universale overleed in 1634 te Brussel, waar hij in de Miniemenkerk werd begraven.