Eerste deel van een tweeluik van licht en duisternis: van de gouden jaren tot de val van Antwerpen en gelijklopend met deze stadsevolutie ook van de gloriejaren tot het noodlottige levenseinde in armoede en zonder erkenning van twee componisten in Antwerpen: Hubert Waelrant (1517-1595) en Séverin Cornet (1530-1582).
Waelrant, een Franco-Vlaams polyfonist die het grootste deel van zijn leven in Antwerpen doorbracht, startte zijn werkzaamheden als drukker in de vroege jaren 1550 en werkte ook als muziekdocent. Het meeste van wat we van zijn muziek kennen, werd in Antwerpen gepubliceerd. Tegen het einde van zijn leven werd hij geplaagd door geldgebrek. Waelrant werd begraven in de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal.
Cornets levensloop kende een gelijkaardige neerwaartse spiraal: na zijn opleiding in Italië werd hij in Antwerpen als zanger in dienst genomen. Vanaf 1572 werkte hij als kapelmeester aan de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. Een jaar voor zijn dood verloor hij zijn betrekking.
De muziek in dit eerste luik, Wonderjaren, klinkt flamboyant in de oren. Ze belicht de experimentele jaren 1550 en 1560 in Antwerpen: het verblijf en de invloed van Lassus, de Genuese natie, de invloed van de Italiaanse Academie in Antwerpen, het muzieksalon van de rijke handelaar en politicus Cornelis Pruenen, patroon van Waelrant en Cornet. Hun Italiaanse madrigalen, Napolitaanse liederen, stads- en gelegenheidsmotetten weerspiegelen glorieus de goede tijden.
Uitvoerders
Teodora Tommasi, sopraan | Florencia Menconi, mezzosopraan | Andrew Hallock, Razek François Bitar, contratenor | Albert Riera, Gabriel Belkheiri, André Perez Muiño, tenor | Noé Chapolard, bariton | Tomàs Maxé, Arnout Malfliet, bas | Lluis Coll i Trulls, cornetto | Philippe Malfeyt, ceterone | Floris De Rycker, luit & gitaar | Björn Schmelzer, artistieke leiding
