“Trouble and care, sadness and pain. Close round it, with tears and weeping. My heart is a prisoner.” Zo klinkt het op de tweede cd van het Leuven Chansonnier. Het menselijke hart wordt anno 2021 nog steeds dezelfde vragen gesteld als honderden jaren geleden. Hoofse liefde of hedendaagse liefde, als we geliefden en beminden niet vaak zien, lijden we niet alleen onder dat gemis, maar vallen we eveneens ten prooi aan ons denken. De liefde gaat een eigen leven leiden in ons hoofd. “Eigenlijk worden we sinds vorig jaar geconfronteerd met een fysieke en sociale afstand die in de middeleeuwen voor veel mensen heel gewoon was. Door de pandemie verhoud je je dus toch anders tot zo’n liedteksten.” Aan het woord is Anna Danilevskaia, artistiek leider van Sollazzo Ensemble dat het Leuven Chansonnier weer tot leven brengt.
Net als de liefde kan ook muziek lange tijd in één enkel hoofd bestaan. Zo ook de tweede cd van het Leuven Chansonnier. Het Leuven Chansonnier, u weet wel: dat kleine liedboekje uit de late 15de eeuw, dat in 2015 op een veiling eerder per ongeluk werd ontdekt en van onschatbare waarde bleek te zijn. Het bevat 50 composities die door Sollazzo Ensemble, onder leiding van Anna Danilevskaia, in vier opnamen worden gebundeld. Sollazzo Ensemble nam in 2019 een eerste luik op. De tweede cd, op het label Passacaille, ligt sinds kort ook te blinken.
“The music kept going in my head”, vertelt Danilevskaia “Nacht na nacht droomde ik erover. Door de pandemie was ik deels het contact verloren met het fysieke aspect van musiceren. Mijn dromen namen het echt over.” Een cd-opname van dit kaliber voorbereiden, is normaal gezien een veel langer proces. Een proces waarin regelmatig concerteren cruciaal is: “Een programma bouw je op over verschillende concerten heen. Het moet kunnen rijpen – vergelijk het met thee die je laat trekken. Nu was er enkel de voorbereiding. Een perfecte voorbereiding, dat wel, maar wel één die enkel in mijn hoofd zat en die ik ook steeds in mijn dromen zag terugkeren. Dat was tamelijk beangstigend. Wat als het enkel in mijn hoofd zo zou klinken?” Een hoopvol hart kleurt ontbrekende puzzelstukjes inderdaad algauw wensdromend in. Onwetend hebben we zo allemaal, en meer dan eens, onze eigen teleurstelling opgebouwd (toch?). “In deze geïsoleerde context was het helemaal erop of eronder, alsof we deze cd ontwikkelden in een laboratorium. Dat was voor ons als muzikant ook heel anders werken.” Danilevskaia vertelt hoe dat gevoel als sneeuw voor de zon verdween na de eerste bijeenkomst van de uitvoerders. De abstracte droom ging naadloos over in de realiteit. “Iedereen was ontzettend ijverig en vooral begerig om te spelen. En uitgerust! Dat creëerde een bijzondere energie, één waarvan we anders, door al die volle concertagenda’s, niet zo voluit kunnen genieten.”
Het contrast met de eerste cd is groot. De alomtegenwoordigheid van snaarinstrumenten werd afgebouwd. De twee luiten die erbij komen, weten dan weer een consortgevoel op te roepen. En de schalmei en sackbut, twee luide instrumenten, zorgen voor de nodige ‘punch’. Van de twaalf composities op deze opname heeft Danilevskaia een zwakke plek voor Quant ce vendra. Een compositie geschreven door Busnois of Ockeghem, en een die uitsluitend uit trieste woorden en zinnen bestaat. “Nochtans is het niet mistroostig bedoeld”, licht Danilevskaia haar favoriet toe. “Het is inderdaad een van de meest droevige nummers, maar er zit ook zo’n contradictie in.“ Het woord ‘contradictie’ neemt ze wat langer in de mond, alsof ze het nog even willen proeven vooraleer ze het uitspreekt. “De ik-figuur beschrijft namelijk hoe mooi zijn leven wel is en hoe moeilijk het hem zou vallen om daar op een dag afscheid van te moeten nemen.” Ou beau chastel – een van de vier unica uit het handschrift op deze cd – was dan weer een revelatie voor haar. Het clichématige: de kastelen, het gevangenschap … – de bekende archetypes die maar al te vaak worden geassocieerd met middeleeuwse muziek – kleurden haar eerste blik op de muziek. “Het was pas later dat ik opmerkte met hoeveel lef deze muziek was neergeschreven. Want waar de interessante bewegingen gewoonlijk meer verborgen zitten in het contrapunt, worden ze hier gewoon blootgelegd. Het thema van gevangenschap kan je ook horen, de duur (Ou beau chastel duurt 8 minuten, n.v.d.r.) en het repetitieve karakter onderstrepen de tekst.” Ou beau chastel was trouwens niet de enige compositie die haar verwachtingen aanvankelijk misleidde. “Ik was zo blij te kunnen vaststellen dat de muziek al die jaren mee gegroeid is.”
Wat de unica betreft, ging inderdaad niemand hen voor. In 2017 presenteerde Sollazzo Ensemble al een aanzienlijk deel van de in totaal twaalf unieke composities in New York waar ze te gast waren in de Morgan Library. Op initiatief van Alamire Foundation en de Vlaamse vertegenwoordiging in de VS werd het door de Koning Boudewijnstichting verworven manuscript toen aan de wereld voorgesteld. En in 2018 ging het volledige Leuven Chansonnier in première tijdens Laus Polyphoniae. “Sinds 2017 zijn sommige van die stukken danig veranderd in mijn interpretatie. Gewoon doordat er tijd is kunnen overgegaan. Ook al ben je er niet bewust mee bezig, ze groeien in je achterhoofd. Die transformatie kunnen zien, horen en zelfs voelen, is prachtig. Want als je de muziek dan voorstelt aan het publiek, moet je er werkelijk van overtuigd zijn. Doordrongen van je eigen kennis en kunde. Van jouw visie. Ondertussen gebeurde er onderzoek waarop we kunnen terugvallen, maar twee jaar geleden was daar nog geen sprake van. We zijn dus vertrokken van een blanco blad. Gaandeweg leg je wel de link naar andere stukken en zet je de muziek naar je hand.” Danilevskaia erkent dat het bijzonder fijn is die unica als eerste te mogen opnemen. Tegelijkertijd is ze zich bewust van de verantwoordelijkheid die daarbij komt kijken. “Die verantwoordelijkheid vat ik niet licht op, maar ik probeer me er ook niet blind op te staren. Me de muziek eigen maken, staat immers voorop. En op het moment dat je dat doet, neem je bepaalde risico’s. Onvermijdelijk, maar zo hoort het ook.”
Wist u trouwens dat in het Leuven Chansonnier gender een belangrijke rol speelt? “Meer dan in andere manuscripten. De veronderstelling is dan ook dat het Leuven Chansonnier toebehoorde aan een vrouw, een uitgangspunt dat ik trouwens onderschrijf. Het allerlaatste stuk in het chansonnier is daar volgens mij het grootste bewijs voor.” Danilevskaia heeft het over Henri philippet. Het lied, track tien op de eerste cd, lijkt aan het manuscript te zijn toegevoegd door een niet-professionele hand. Het moet zijn dat de eigenaar of eigenares er persoonlijk bijzonder aan gehecht was. “Het is een enorm persoonlijk stuk, de woede en jaloezie spatten ervan af. En de man over wie het gaat, Henri Philippet, wordt ook gewoon met naam en toenaam genoemd. Een vrouw die haar woede van zich afschrijft in haar muziek, daarin kan ik me zo verplaatsen. It’s a vendetta piece.” Het kan inderdaad zo op de Spotify-playlist ‘Revenge songs’ – ja, die playlist bestaat wel degelijk. Er zijn echter nog enkele details die zouden kunnen wijzen op een vrouwelijke eigenaar. “Een van de chansons is duidelijk opgedragen aan het vrouwelijke, en er zijn meerdere stukken die een duidelijke reflectie op gender aantonen, waar ‘la’ gebruikt werd in plaats van ‘le’.” Toch zal u in dit tweede deel enkel de rijkdom van mannenstemmen horen. Want het chansonnier mag dan hebben toebehoord aan een vrouw, deze tweede opname is wel het moment waarop de mannen het woord nemen en zich richten tot de vrouwen in hun leven. “Hun boodschap is al even intens. Zo vraagt een van de mannen luid en duidelijk wat hij nog kan doen om haar gelukkig te maken, want hij weet het niet meer. Natuurlijk gaat het nog steeds over hoofse liefde, een liefde die zich vooral uitdrukt in conventies. Zo wordt in de liederen vaak de imperatief gebruikt: het gaat dus niet enkel over de vrouw, ze wordt ook nog eens rechtstreeks aangesproken. Iets wat ik zelf heel fijn vond om te interpreteren.”
Hoe gaat Danilevskaia trouwens zelf om met het gendervraagstuk? “Als vrouwelijke muzikant speelt het niet zo in het dagelijkse leven”, zegt ze aanvankelijk. Ze brengt echter snel nuance aan. “Als ik terugblik, dan ben ik er wel vrij zeker van dat ik een andere professionele ervaring had dan mannelijke muzikanten. En die ervaring is zowel positief als negatief gekleurd. Zo heb ik sommige dingen kunnen doen juist omdat ik een vrouw ben. En hoe ik me daarbij voel, daar ben ik eigenlijk nog altijd niet goed uit. Maar ik ben evengoed achtergesteld geweest, omdat ik een vrouw ben – zowel door mannen als door vrouwen. Vrouwelijke artistieke leiders zijn nog steeds een minderheid. Niet alleen mannen, maar ook vrouwen hebben het er wel eens moeilijk mee dat een vrouw de touwtjes in handen heeft. Dus er is nog wel wat werk aan de winkel.” En hoewel ze zegt dat het voor zichzelf in de dagelijkse realiteit niet zo speelt, houdt het haar wel degelijk bezig: “Ik denk er vaak aan. Zeker omdat ik me voor dit project enkel met mannelijke uitvoerders heb omringd. Dat is hoe het is gelopen: ik kies artiesten namelijk op basis van hun muzikale identiteit, niet op basis van hun gender. Omgekeerd gebeurt het dus ook dat we enkel met vrouwelijke muzikanten spelen.”
Ten slotte vult ze aan en zet ze tegelijkertijd de puntjes op de i: “Weet je wat ik eigenlijk veel moeilijker vindt? Om tegelijk muzikant en moeder te zijn. En ik denk dat mannen het evengoed knap lastig hebben met de combinatie van het vaderschap en het muzikantenleven.” Ik stel me voor hoe onze gendervraagstukken binnen 500 jaar zullen worden bezongen en geïnterpreteerd …
Julie Hendrickx